ECLI:NL:HR:2009:BJ1755

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00640 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem met betrekking tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem. De aanvrager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden wegens opzettelijk handelen in strijd met het verbod in artikel 2, onder B, van de Opiumwet. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens de aanvrager een omstandigheid oplevert als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en de zaak zou verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening gegrond verklaard en de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, waar deze opnieuw behandeld zal worden conform de bepalingen van artikel 467, eerste lid, Sv. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de mogelijkheid tot herziening in gevallen van onterecht opgelegde straffen, vooral wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht komen die de oorspronkelijke veroordeling in twijfel trekken.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer
nr. 09/00640 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 maart 2008, nummer 15/666903-07, ingediend door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat - kort gezegd - sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 3 en 4 genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 maart 2008;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.