ECLI:NL:HR:2009:BJ1752
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake opgelegde straf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 17 april 2007 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1985, had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. J. Boksem, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Ondanks deze overschrijding, en de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden waarvan één maand voorwaardelijk, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoeft te worden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen.
Dit arrest is uitgesproken op 7 juli 2009 door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.