ECLI:NL:HR:2009:BJ1243
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil over kwalificatie van gehuurde als woonruimte of bedrijfsruimte
In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil waarin de Hoge Raad zich buigt over de kwalificatie van het gehuurde als (overwegend) woonruimte of als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is gestart met een verzoekschrift dat op 22 februari 2007 is ingediend bij de kantonrechter te Amsterdam door de verwerende partijen, die ontruimingsbescherming vroegen. De verwerende partijen verzochten om niet-ontvankelijk verklaring van de eisende partijen in hun verzoek, of om verlenging van de termijn voor ontruiming tot 1 februari 2008. De eisende partijen bestreden dit verzoek en vroegen in reconventie om een vaststelling van de huurprijs voor het gebruik van het gehuurde.
Na een mondelinge behandeling en een plaatsopneming, heeft de kantonrechter op 31 mei 2007 de verwerende partijen toegelaten tot bewijsvoering over de vraag of bij het aangaan van de huurovereenkomst een gebruik als woonruimte voor ogen stond. Uiteindelijk heeft de kantonrechter op 21 december 2007 de verwerende partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek en het meer of anders verzochte afgewezen. Hierop hebben de eisende partijen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 19 juni 2008 de beschikking van de kantonrechter heeft bekrachtigd.
Tegen deze beslissing hebben de eisende partijen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uitleg van de overeenkomst niet afhankelijk is van de vraag of een van de partijen zonder toereikende volmacht heeft gehandeld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisende partijen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 348,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel op 9 oktober 2009.