ECLI:NL:HR:2009:BI9625
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en pensioenverweer in cassatie
In deze zaak heeft de man op 7 september 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het verzoek om echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken, inclusief nevenvoorzieningen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en tevens een verzoek ingediend, waarin zij vreesde dat de echtscheiding zou leiden tot verlies of vermindering van haar recht op nabestaandenpensioen en andere uitkeringen. Zij verzocht de rechtbank om de echtscheiding alleen uit te spreken indien de man kon aantonen dat haar pensioenrechten niet in gevaar zouden komen, of dat hij een billijke voorziening zou treffen. Daarnaast heeft de vrouw zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder een verzoek om de man te veroordelen tot afstorting van haar pensioenrechten bij een door haar aangewezen verzekeraar.
De rechtbank heeft op 11 juli 2007 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld om de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten af te storten bij een door de vrouw aan te wijzen verzekeraar. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 maart 2008 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld, terwijl de man verzocht om het beroep te verwerpen en voorwaardelijk incidenteel beroep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 18 september 2009 de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot gevolgd, die tot verwerping van het principale cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.