ECLI:NL:HR:2009:BI9625

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en pensioenverweer in cassatie

In deze zaak heeft de man op 7 september 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het verzoek om echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken, inclusief nevenvoorzieningen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en tevens een verzoek ingediend, waarin zij vreesde dat de echtscheiding zou leiden tot verlies of vermindering van haar recht op nabestaandenpensioen en andere uitkeringen. Zij verzocht de rechtbank om de echtscheiding alleen uit te spreken indien de man kon aantonen dat haar pensioenrechten niet in gevaar zouden komen, of dat hij een billijke voorziening zou treffen. Daarnaast heeft de vrouw zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder een verzoek om de man te veroordelen tot afstorting van haar pensioenrechten bij een door haar aangewezen verzekeraar.

De rechtbank heeft op 11 juli 2007 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld om de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten af te storten bij een door de vrouw aan te wijzen verzekeraar. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 maart 2008 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld, terwijl de man verzocht om het beroep te verwerpen en voorwaardelijk incidenteel beroep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 18 september 2009 de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot gevolgd, die tot verwerping van het principale cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.

Uitspraak

18 september 2009
Eerste Kamer
08/02689
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 september 2006 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, echtscheiding tussen partijen uit te spreken met nevenvoorzieningen.
De vrouw heeft een verweerschrift tevens verzoekschrift ingediend en daarin verzocht, voor zover in cassatie van belang, gesteld te vrezen dat als gevolg van de verzochte echtscheiding een bestaand vooruitzicht op nabestaandenpensioen en andere uitkeringen door overlijden van de man zal teloorgaan of in ernstige mate vermindert. Zij heeft op die grond geconcludeerd tot voorwaardelijke toewijzing van het verzoek tot echtscheiding in die zin dat de rechtbank de echtscheiding slechts zal uitspreken, primair, indien de man heeft bewezen dat de huidige vooruitzichten van de vrouw op nabestaandenpensioen als gevolg van de echtscheiding niet teloor zullen gaan of in ernstige mate zullen verminderen, dan wel, subsidiair, indien de man daaromtrent een billijke voorziening heeft getroffen. Daarnaast heeft de vrouw verscheidene zelfstandige verzoeken gedaan, waaronder het verzoek de man te veroordelen de aan haar toekomende pensioenrechten af te storten bij een door haar aan te wijzen verzekeraar. De overige door de vrouw gedane verzoeken, inclusief een aanvullend zelfstandig verzoek, zijn in cassatie niet van belang.
De rechtbank heeft bij (deel)beschikking van 11 juli 2007 echtscheiding uitgesproken tussen partijen en de man veroordeeld de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten op uitkeringen nabestaanden- en ouderdomspensioen en aanverwante uitkeringen af te storten bij een door de vrouw aan te wijzen verzekeraar.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 20 maart 2008 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het beroep te verwerpen en voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift, tevens houdende incidenteel cassatieberoep, zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het principale beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 september 2009.