ECLI:NL:HR:2009:BI9372
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2009 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1989, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in het Huis van Bewaring 'Aruba' op Aruba. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. P.A.P.J. van der Sloot, advocaat te Oranjestad (Aruba). De schriftuur die door de raadsman was ingediend, bevatte geen middelen van cassatie zoals in de wet bedoeld. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad in zijn arrest heeft overgenomen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een bepaalde rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Aangezien de schriftuur van de verdachte niet aan deze vereisten voldeed, werd deze onbesproken gelaten.
Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, waardoor niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn beroep.
De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.