ECLI:NL:HR:2009:BI9326
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitleg van 'zich ontdoen van' afvalstoffen in milieurechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die ervan beschuldigd werd zich ontdaan te hebben van afvalstoffen, in dit geval uien en schillen, door deze buiten een inrichting te storten. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 10.2 van de Wet milieubeheer (Wm), dat het verboden stelt om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te storten.
Het Gerechtshof had de verdachte vrijgesproken, met de overweging dat er geen sprake was van 'zich ontdoen van' afvalstoffen, omdat de verdachte geen actieve handeling had verricht om de stoffen te verwijderen; de stoffen waren door leveranciers op zijn land gestort. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een te beperkte uitleg had gegeven aan het begrip 'zich ontdoen van' in de zin van de Wm. De Hoge Raad concludeerde dat de vrijspraak van het Hof niet kon standhouden, omdat het Hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, voor een herbehandeling van de zaak op basis van het bestaande beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een juiste interpretatie van milieurechtelijke bepalingen en de verantwoordelijkheden van betrokkenen bij het omgaan met afvalstoffen.