ECLI:NL:HR:2009:BI8546
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1986 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Ter Apel', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. M.M. Rietveldt, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot elf maanden en één week. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Hierdoor was de Hoge Raad genoodzaakt de opgelegde gevangenisstraf te verminderen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen.