ECLI:NL:HR:2009:BI7303
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en bedrijfskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.K. ter Brake. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het Hof in zijn schatting van het voordeel geen rekening heeft gehouden met de door de verdediging aangevoerde bedrijfskosten. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof verzuimd had om in het bijzonder de redenen op te geven waarom het was afgeweken van het onderbouwde standpunt van de verdediging over de bedrijfskosten. Dit verzuim heeft geleid tot nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 359, achtste lid, in verbinding met artikel 511e van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De zaak betreft de ontneming van een bedrag van € 177.995,29, dat door de betrokkene was verkregen uit de handel in amfetamine en heling van gestolen goederen. De verdediging had betoogd dat bepaalde bedrijfskosten in mindering moesten worden gebracht op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, maar het Hof had deze kosten niet in zijn overwegingen betrokken. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige motivering door het Hof en de noodzaak om rekening te houden met alle relevante argumenten in dergelijke ontnemingszaken.