ECLI:NL:HR:2009:BI7190
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en verjaring van vorderingen in het strafrecht
In deze zaak heeft [eiser] de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij hij vorderde dat de Staat hem een bedrag van € 315.140,15 zou betalen, met rente en kosten. Deze vordering was gebaseerd op de stelling dat de Staat onrechtmatig handelde door de in beslag genomen geldbedragen niet terug te geven. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met verbetering van gronden. Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 september 2009 geoordeeld dat de verjaringstermijn voor de vordering van [eiser] niet was verlengd. De Hoge Raad oordeelde dat de Staat niet opzettelijk het bestaan van de schuld en de opeisbaarheid daarvan had verborgen, en dat de brief van de raadsman van [eiser] van 13 oktober 1998 niet als een stuitingshandeling kon worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat de vordering van [eiser] niet ontvankelijk was, omdat hij niet de juiste procedure had gevolgd en dat de verjaring was voltooid.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat bepaald op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 4 september 2009.