25 september 2009
Eerste Kamer
08/02679
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
LIJMBEDRIJF BLOKBOUW V.O.F.,
gevestigd te Boekel,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. M.J. Schenck, thans mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Blokbouw en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Blokbouw heeft bij exploot van 27 januari 1999 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Haarlem en na vermindering van eis gevorderd, kort gezegd, [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de door Blokbouw geleden, deels aan [betrokkene 1] (een werknemer van Blokbouw) reeds uitgekeerde, schade van ƒ 56.332,11, vermeerderd met de toekomstige schade en bijkomende kosten van Blokbouw en [betrokkene 1], voortvloeiend uit het [betrokkene 1] overkomen ongeval.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 9 mei 2000 en 13 februari 2001, bij eindvonnis van 12 maart 2002 [verweerster] veroordeeld om aan Blokbouw te betalen een bedrag van € 9.281,57 alsmede de toekomstige schade met bijkomende kosten van Blokbouw (en [betrokkene 1]), voortvloeiend uit het [betrokkene 1] overkomen ongeval, nader op te maken bij staat.
Tegen deze vonnissen heeft Blokbouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na Blokbouw te hebben toegelaten tegenbewijs te leveren, getuigenverhoren en een deskundigenonderzoek, heeft het hof bij eindarrest van 24 januari 2008 het principaal beroep verworpen en in het incidenteel beroep de vonnissen waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Blokbouw alsnog geheel afgewezen.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft Blokbouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Blokbouw heeft op 19 juni 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) [Verweerster] is eigenaar van een Warry mechanische elementenstelmachine, type WB.6.GLBK (hierna: het kraantje), dat gebruikt wordt voor stellen van kalkzandsteenblokken of - elementen. Het kraantje tilt de te plaatsen elementen met een giek, die wordt omhooggetrokken door de zogenoemde optopkabel. Deze kabel met een doorsnee van 6 mm loopt aan de bovenzijde van de giek over een kabelschijf met een groef van 7,5 mm, waarin de kabel loopt. De optopkabel bepaalt de vlucht van de giek in die zin dat met het vieren van de optopkabel de top van de giek daalt en verder van de machine komt te reiken. Het kraantje is tevens voorzien van twee veiligheidsvalkabels, die lopen van het machinehuis naar de top van de giek. Deze kabels beperken de maximale vlucht van de giek en zorgen ervoor dat de val van de giek beperkt is wanneer de optopkabel breekt. Naast voornoemde kabelsystemen is het kraantje uitgerust met een hijskabel.
(ii) [Verweerster] heeft het kraantje aan Blokbouw verhuurd.
De huurperiode liep van 27 januari 1997 tot de datum van retournering van het kraantje.
(iii) Op 4 maart 1997 werd het kraantje op een bouwwerk te Nootdorp gebruikt voor het hijsen en opstellen van kalkzandsteenelementen van ongeveer honderd kilo.
Een werknemer van Blokbouw, [betrokkene 1], was bezig de elementen te stellen en te lijmen. Tijdens deze werkzaamheden is de optopkabel van het kraantje gebroken, waarna de giek en het aan de hijskabel hangende element naar beneden zijn gevallen. Daarbij is [betrokkene 1] ernstig gewond geraakt.
(iv) Blokbouw heeft haar aansprakelijkheid jegens [betrokkene 1] voor diens materiële en immateriële schade erkend.
3.2 Aan haar vordering als hiervoor in 1 omschreven heeft Blokbouw ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat [verweerster] jegens haar is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een kraantje te verhuren dat niet was gekeurd, dat een onvoldoende beveiligde kabelschijf had en dat zonder instructieboek was geleverd, en door niet aan Blokbouw mede te delen dat de veiligheidsvalkabels niet verlengd mochten worden, en dat [verweerster] als gevolg hiervan aansprakelijk is voor de door Blokbouw en haar werknemer [betrokkene 1] geleden schade.
3.3 De rechtbank heeft dienaangaande, als onweersproken door [verweerster], in haar tussenvonnis van 9 mei 2000 vastgesteld dat het kraantje voorafgaand aan de werkzaamheden op 4 maart 1997 is gecontroleerd, dat de optopkabel toen nog over de kabelschijf liep, dat er een speling op de kabelschijf zit waardoor deze een afwijking van ongeveer een centimeter ondervindt en dat de uitloopbeveiliging niet verbogen was. Hieruit heeft de rechtbank afgeleid dat de uitloopbeveiliging niet naar behoren heeft gefunctioneerd, mede als gevolg van de speling van de kabelschijf, en dat de slijtage aan de as en de optopkabel na een relatief korte periode van gebruik is opgetreden, met de kabelbreuk tot gevolg. Dat de uitloopbeveiliging die voorkomen moet dat de optopkabel over de as gaat lopen in dit geval onvoldoende heeft gefunctioneerd dient dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, voor rekening van [verweerster] te komen (rov. 5.3). De rechtbank oordeelde dat het disfunctioneren van de uitloopbeveiliging als enige oorzaak van het breken van de optopkabel kan worden aangemerkt (rov. 5.4). Omdat de rechtbank tevens oordeelde dat Blokbouw medeschuld heeft aan de schade doordat zij de veiligheidsvalkabels had verlengd, waardoor de giek een langere weg kon afleggen en de kans om geraakt te worden door de last werd vergroot, achtte zij [verweerster] slechts gehouden om 50% van de door Blokbouw gevorderde schade te vergoeden (rov. 5.5 en 5.6).
3.4 Het hof oordeelde, na tegenbewijslevering door Blokbouw, dat Blokbouw het vermoeden dat het ongeval niet zou zijn ontstaan indien de veiligheidsvalkabels niet door Blokbouw waren verlengd, heeft ontzenuwd (tussenarrest van 28 april 2005). Het boog zich vervolgens over de vraag door welke oorzaak de optopkabel is geknapt. Dienaangaande heeft het hof deskundigenbericht ingewonnen. De deskundige kwam tot de conclusie, samengevat, dat de optopkabel door het ontbreken van een deugdelijke kabeluitloopbeveiliging - vermoedelijk tijdens een slappe kabeltoestand - naast de kabelschijf is getrokken en vervolgens door langdurige wrijving overmatig is gesleten en daardoor uiteindelijk spontaan is gebroken. Volgens de deskundige is dat de enige oorzaak van het breken van de kabel. Het verlengen van de veiligheidsvalkabels is volgens de deskundige daarop niet van invloed geweest. De deskundige kan niet aangeven hoe lang de optopkabel naast de kabelschijf moet hebben gelopen, maar is wel van mening dat dit langere tijd is geweest en dat de gebruiker dit tijdens het gebruik of tijdens een controle had moeten ontdekken (eindarrest, rov. 2.1).
3.5 Het hof heeft bij zijn verdere beoordeling tot uitgangspunt genomen dat de breuk in de optopkabel is veroorzaakt door langdurige slijtage nadat deze naast de kabelschijf is geraakt. Niettemin kwam het hof met betrekking tot de vraag of het kraantje voldeed aan de daaraan te stellen eisen, tot een ander oordeel dan de rechtbank. Het hof oordeelde (rov. 2.3):
"Om uit het enkele feit dat de constructie van de kraan - bij gebreke van een (deugdelijke of een goed functionerende) kabeluitloopbeveiliging - toeliet dat de optopkabel uit de kabelschijf heeft kunnen raken en is geraakt, te concluderen dat de kraan niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, gaat naar het oordeel van het hof te ver. Er zijn onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd of gebleken waaruit volgt dat aan de constructie de eis mag worden gesteld dat te allen tijde was uitgesloten dat de optopkabel naast de kabelschijf zou geraken. Indien de gebruiker echter het naast de kabelschijf raken van de optopkabel niet tijdig kon ontdekken en (laten) verhelpen, kan dat anders worden."
Nu de optopkabel langere tijd naast de kabelschijf heeft gelopen en de gebruiker dit tijdens het gebruik of een controle had moeten ontdekken, waarbij komt dat de kraan een betrekkelijk eenvoudige en overzichtelijke constructie heeft die aannemelijk maakt dat het naast de kabelschijf raken van de optopkabel (bij controle) tijdig op te merken moet zijn geweest, had Blokbouw, aldus het hof, bij adequate (eenvoudige) controle tijdig kunnen ontdekken dat de optopkabel naast de kabelschijf liep (rov. 2.4 en 2.5). De normale zorg die Blokbouw als gebruiker van de kraan in acht had te nemen, bracht mee dat zij een dergelijke adequate (eenvoudige) controle op het functioneren van de optopkabel moest uitoefenen (rov. 2.6).
3.6 Onderdeel 1 klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat het te ver gaat om uit het enkele feit dat de constructie van het kraantje, bij gebreke van een goed functionerende kabeluitloopbeveiliging, toeliet dat de optopkabel uit de kabelschijf heeft kunnen raken en is geraakt, te concluderen dat het kraantje niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Voor zover het onderdeel klaagt dat dit oordeel onvoldoende gemotiveerd is, slaagt het. Klaarblijkelijk is het hof, evenals de rechtbank en in het voetspoor van de deskundige, van oordeel dat het ongeluk niet had kunnen gebeuren indien het kraantje van een deugdelijke kabeluitloopbeveiliging zou zijn voorzien. Waarom het kraantje ondanks dit gebrek niettemin heeft voldaan aan de daaraan te stellen eisen, valt uit het bestreden arrest zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet op te maken. Opmerking verdient hierbij dat de mede door het hof in aanmerking genomen omstandigheid dat Blokbouw bij adequate (eenvoudige) controle tijdig had kunnen ontdekken dat de optopkabel naast de kabelschijf liep, weliswaar zou kunnen meebrengen dat de schade mede een gevolg is van een aan Blokbouw toe te rekenen omstandigheid, maar dat niet zonder meer valt in te zien hoe die omstandigheid zou kunnen bijdragen tot het oordeel van het hof dat het kraantje voldeed aan de daaraan te stellen eisen.
3.7 Onderdeel 2 slaagt voor zover daarin geklaagd wordt dat het oordeel van het hof dat, nu de optopkabel langere tijd naast de kabelschijf heeft gelopen, Blokbouw dat bij adequate (eenvoudige) controle tijdig had kunnen ontdekken, onvoldoende gemotiveerd is in het licht van de stellingen van Blokbouw dat de machinist de dag voorafgaande aan het ongeluk de optopkabel geheel heeft afgerold en nagekeken, dat de kabel op de dag van het ongeval voor de aanvang van de werkzaamheden wederom is geïnspecteerd en toen over de kabelschijf liep, dat als die kabel eenmaal tussen de uitloopbeveiliging glipt en over de as is gaan lopen, deze in zeer korte tijd kan gaan rafelen met breuk als gevolg, en van de bevinding van de deskundige dat het naast de schijf trekken van de kabel voor de gebruiker niet of nauwelijks merkbaar kan zijn geweest. Uitgaande van dit een en ander bestaat inderdaad, zoals het onderdeel benadrukt, de alleszins reële mogelijkheid dat de slijtage aan de as, waaruit de deskundige zijn door het hof gevolgde visie dat de optopkabel langere tijd langs de kabelschijf heeft gelopen baseert, niet of niet geheel tijdens het gebruik van het kraantje door Blokbouw is ontstaan. In dit licht slaagt ook de motiveringsklacht met betrekking tot het oordeel van het hof (rov. 2.7) dat onvoldoende is aangevoerd of gebleken dat Blokbouw de kraan (daags tevoren) heeft gecontroleerd.
3.8 De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 januari 2008;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Blokbouw begroot op € 642,98 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 september 2009.