ECLI:NL:HR:2009:BI7011
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verkennend onderzoek en de toepassing van artikel 126gg Sv in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1974, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin een verkennend onderzoek was uitgevoerd zonder het vereiste bevel van de Officier van Justitie. De verdediging stelde dat dit een vormverzuim opleverde, wat zou moeten leiden tot strafvermindering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van een verkennend onderzoek in de zin van artikel 126gg van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel biedt de mogelijkheid voor de Officier van Justitie om een verkennend onderzoek te bevelen wanneer er aanwijzingen zijn dat binnen een groep personen misdrijven worden beraamd of gepleegd. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof, dat het onderzoek niet onder deze bepaling viel, niet onjuist of onbegrijpelijk was. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 160 uren naar 152 uren, en de duur van de vervangende hechtenis werd verlaagd van 80 dagen naar 76 dagen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de strafoplegging, maar verwierp het beroep voor het overige.