ECLI:NL:HR:2009:BI6942

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid in pachtzaken na inwerkingtreding nieuwe procesrechtelijke bepalingen

In deze zaak heeft [eiser] op 20 februari 2006 de Stichting "De Biesbosch" en de Gemeente Dordrecht gedagvaard voor de pachtkamer van de rechtbank Dordrecht. Hij vorderde onder andere de verklaring voor recht dat een beding in de overeenkomst van 8 mei 2001 en de leveringsakte van 31 juli 2001 nietig was, en een geldbedrag van € 1.170.934,--, vermeerderd met wettelijke rente. De pachtkamer heeft de vordering in conventie afgewezen bij eindvonnis van 18 oktober 2007. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, die op 19 augustus 2008 het vonnis heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Stichting en de Gemeente hebben primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn cassatieberoep. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft in zijn conclusie ook tot niet-ontvankelijkheid geadviseerd. De Hoge Raad heeft op 11 september 2009 geoordeeld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op de nieuwe procesrechtelijke bepalingen die per 1 september 2007 in werking zijn getreden en die geen cassatieberoep meer openstellen voor lopende procedures. De Hoge Raad heeft [eiser] ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

11 september 2009
Eerste Kamer
08/04390
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
1. STICHTING "DE BIESBOSCH" TOT BEHEER EN EXPLOITATIE VAN LANDERIJEN DER GEMEENTE DORDRECHT,
gevestigd te Dordrecht,
2. GEMEENTE DORDRECHT,
zetelende te Dordrecht,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], de Stichting en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 20 februari 2006 de Stichting en de Gemeente gedagvaard voor de pachtkamer van de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, en gevorderd, kort gezegd:
- te verklaren voor recht dat het beding in de overeenkomst van 8 mei 2001 en de leveringsakte van 31 juli 2001, waarbij [eiser] en de Gemeente een koopsom voor de pachtrechten zijn overeengekomen, nietig is;
- de Stichting en de Gemeente te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een geldbedrag van € 1.170.934,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
De pachtkamer heeft, na een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindvonnis van 18 oktober 2007 de vordering in conventie afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling heeft de Pachtkamer van het hof bij arrest van 19 augustus 2008 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Stichting en de Gemeente hebben primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van het beroep.
[Eiser] heeft de conclusie tot niet-ontvankelijkheid bestreden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 11 juni 2009 op de conclusie gereageerd.
3. De ontvankelijheid van het cassatieberoep
3.1 Ingevolge het tot 1 september 2007 van kracht zijnde art. 134 van de Pachtwet staat van arresten en beschikkingen van de Pachtkamer van het hof te Arnhem geen cassatieberoep open. Op 1 september 2007 is de Wet van 26 april 2007, Stb. 163, in werking getreden, waarbij de Pachtwet werd ingetrokken en titel 5 van Boek 7 BW (Pacht) werd ingevoerd. De bij dezelfde wet ingevoerde en eveneens op 1 september 2007 in werking getreden procesrechtelijke bepalingen voor pachtzaken (art. 1019j-1019v Rv.) sluiten cassatie niet uit. Deze wet bevat geen overgangsbepalingen. Derhalve geldt, zoals ook de wetgever naar blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de voormelde wet heeft bedoeld, voor lopende procedures de algemene in verband met de Boeken 3-8 geldende overgangsbepaling van art. 74 lid 1 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek, zodat het van toepassing worden van deze procesrechtelijke bepalingen geen gevolg zal hebben voor het instellen van eventuele rechtsmiddelen (HR 19 december 2008, nr. 08/00239, LJN BG7314, NJ 2009, 22).
3.2 De onderhavige procedure is ingeleid bij dagvaarding van 20 februari 2006. Hieruit volgt, gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene, dat in deze procedure geen cassatieberoep openstaat. [Eiser] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting en de Gemeente in cassatie begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 september 2009.