ECLI:NL:HR:2009:BI6718
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verkennend onderzoek en de toepassing van artikel 126gg Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een verkennend onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de Wetboek van Strafvordering, specifiek artikel 126gg. De verdachte, geboren in 1947, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin werd geoordeeld dat er geen sprake was van een verkennend onderzoek zoals bedoeld in de wet. De verdediging stelde dat het onderzoek niet conform de geldende regels was uitgevoerd, omdat er geen bevel van de Officier van Justitie was gegeven. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en tot vermindering van de hoogte van de straf. Het Hof had het verweer van de verdediging verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelde echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de geldboete van € 12.500,- naar € 11.875,-. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en verwierp het beroep voor het overige.