ECLI:NL:HR:2009:BI6717
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 9 februari 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1947, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. H. Sytema, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebrengt voor de uitspraak van de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 8 september 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De middelen van cassatie zijn door de Hoge Raad niet gehonoreerd, omdat zij niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 RO geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Ondanks de overschrijding van de termijn, en de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enige rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.