ECLI:NL:HR:2009:BI6321

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13116
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en de vraag naar de redelijke huurprijs voor gebruik en bewoning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [verweerder] over de vergoeding voor gebruik en bewoning van een benedenhuis. [Verweerder] heeft [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd dat de vergoeding voor gebruik en bewoning per 1 januari 1999, 2000 en 2001 gelijk is aan de maximaal redelijke huurprijs. De rechtbank heeft na meerdere tussenvonnissen en een eindvonnis de vergoeding vastgesteld die [eiseres] aan [verweerder] verschuldigd is en haar veroordeeld tot betaling van de achterstand in de huur.

Na het eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 augustus 2007 het principaal beroep verwierp en in het incidenteel beroep het eindvonnis vernietigde voor zover de wettelijke rente over de achterstallige vergoeding was afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 11 september 2009.

Uitspraak

11 september 2009
Eerste Kamer
07/13116
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en (in enkelvoud) [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 10 januari 2001 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en na vermeerdering van eis gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de vergoeding voor gebruik en bewoning van het benedenhuis per 1 januari 1999, 2000 en 2001 gelijk is aan de maximaal redelijke huurprijs, zijnde ƒ 1.619,92, respectievelijk ƒ 1.693,19 en ƒ 1.730,45 per maand en dat deze laatste vergoeding, tot het moment waarop het recht van bewoning rechtsgeldig zal zijn geëindigd, jaarlijks zal worden aangepast aan de inflatiecorrectie, zoals deze bij de maximaal redelijke huurprijs als bedoeld in bijlage III bij het Besluit Huurprijzen Woonruimte wordt toegepast. Tevens vorderen zij een veroordeling van [eiseres] tot betaling van de inmiddels ontstane achterstand in de betaling van de vergoeding voor gebruik en bewoning.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en voorwaardelijke reconventionele vorderingen ingesteld die in cassatie geen rol spelen.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 26 maart 2003, 20 oktober 2004 en 2 maart 2005, bij eindvonnis van 28 december 2005 met inachtneming van een uitgebracht deskundigenbericht de vergoeding vastgesteld welke [eiseres] per 1 januari van de jaren 1999 t/m 2006 voor het recht van gebruik en bewoning aan [verweerder] verschuldigd is en [eiseres] veroordeeld aan [verweerder] de inmiddels ontstane achterstand te voldoen. Op 19 april 2006 spreekt de rechtbank een rectificatievonnis uit.
Tegen de tussenvonnissen van 26 maart 2003 en 20 oktober 2004 en het eindvonnis van 28 december 2005 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 9 augustus 2007 heeft het hof het principaal beroep verworpen en in het incidenteel beroep het eindvonnis vernietigd, voor zover daarbij de wettelijke rente over de achterstallige vergoeding voor het recht van gebruik en bewoning vanaf 1 januari 1999 is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, [eiseres] alsnog veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor bedoelde vergoeding.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. L. Kelkensberg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 9 juni 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 september 2009.