ECLI:NL:HR:2009:BI5906
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot opgave van buitenlandse bankrekeningen en de toepassing van dwangsom in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst. De zaak betreft de verplichting van [eiser] om opgave te doen van zijn buitenlandse bankrekeningen op straffe van een dwangsom, zoals neergelegd in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De Staat had [eiser] in kort geding gedagvaard, omdat hij niet had voldaan aan de verzoeken om informatie over zijn buitenlandse rekeningen. De voorzieningenrechter in Amsterdam had de vordering van de Staat toegewezen, en het gerechtshof had dit vonnis in hoger beroep bevestigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van de Staat tot nakoming van de opgaveverplichting geen schending van het nemo-teneturbeginsel met zich meebracht, omdat de gegevens niet werden verzameld voor strafvervolging of bestuurlijke boete, maar voor een juiste belastingheffing. De Hoge Raad bevestigde dat de privaatrechtelijke weg, zoals het instellen van een vordering tot nakoming, niet in strijd is met de publiekrechtelijke regeling van de AWR. De Hoge Raad oordeelde dat de mogelijkheid van toekomstige strafrechtelijke of fiscale gevolgen voor [eiser] niet afdoet aan zijn verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken.
De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de bevoegdheid van de Belastingdienst om via civielrechtelijke weg informatie te verkrijgen die noodzakelijk is voor de belastingheffing, en onderstreept de verplichting van belastingplichtigen om desgevraagd informatie te verstrekken.