ECLI:NL:HR:2009:BI5779

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13056 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 in relatie tot de verplichtingen van bedrijven met hoog-risico-materiaal

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor het niet voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot hoog-risico-materiaal. De Hoge Raad behandelt de zaak op 1 september 2009, na een beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de opgelegde straf, maar verwerping van het beroep voor het overige. De verdachte is beschuldigd van het niet tijdig aangifte doen van bedorven vlees en vleesproducten, wat in strijd is met de geldende regelgeving, waaronder de Verordening (EG) nr. 1774/2002 en het Besluit produktie en handel in vleesproducten. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de tekst van de Verordening en het Besluit geen steun bieden voor de opvatting dat deze alleen betrekking heeft op verwerkingsbedrijven. De Hoge Raad constateert bovendien dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

1 september 2009
Strafkamer
Nr. 07/13056 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 11 mei 2007, nummer 24/000890-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel ten aanzien van de daarbij opgelegde straf, tot vermindering van die straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het vijfde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het zesde middel
3.1. Het middel is gericht tegen de bewezenverklaring onder 2.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 april 2003 tot en met 19 mei 2004, in de gemeente Coevorden, als eigenaar of houder van hoog-risico-materiaal, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, immers
*heeft hij op 1 april 2003 (pv.nr.:240350111),
- in strijd met het bepaalde in artikel 2 lid 1 van de 'Regeling eisen eigenaar of houder van destructiemateriaal,' niet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte gedaan van hoog-risico-materiaal [te weten bedorven rundvlees en varkensvlees en bedorven vlees van diverse diersoorten en bedorven spekblokjes] en
*heeft hij op 1 december 2003 (pv.nr:240350136),
- in strijd met het gestelde in artikel 35 lid 1 van de 'Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten,' niet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte gedaan van categorie 2-materiaal [te weten: bedorven varkensbovenpoot en bedorven (droge) worsten en beschimmelde en bedorven materialen van dierlijke oorsprong] en
- in strijd met artikel 7 lid 1 van genoemde Uitvoeringsregeling jo artikel 7 lid 1 van verordening (EG) nr.1774/2002, Bijlage II, hoofdstuk II, het hiervoor genoemde categorie 2-materiaal niet verzameld in gesloten nieuwe verpakkingen of afgedekte lekvrije recipiënten en
* heeft hij op 19 mei 2004 (pv.nr.:240350155),
- in strijd met het bepaalde in artikel 35 lid 1 van genoemde Uitvoeringsregeling, niet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte gedaan van categorie 2-materiaal, te weten 124,5 kg bedorven vlees en vleesproducten en
* werden op 19 mei 2004 (pv.nr.:240350155),
- in strijd met artikel 38 lid 1 onder b van genoemde Uitvoeringsregeling, categorie 2-materiaal, te weten (ongeveer) 50 kg (bedorven) materiaal van dierlijke oorsprong, bewaard bij een omgevingstemperatuur van (ongeveer) 25 graden Celsius en een inwendige temperatuur (kerntemperatuur) hoger dan 15 graden Celsius en
- in strijd met artikel 7 lid 1 onder a van genoemde Uitvoeringsregeling jo artikel 7 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 dierlijke bijproducten, (categorie 2-materiaal) niet verzameld overeenkomstig Bijlage II, hoofdstuk II, punt 1 van genoemde verordening, aangezien bedorven vlees van diverse diersoorten in niet gesloten en/of niet afgedekte lekvrije recipiënten (vleeskratten) was opgeslagen."
3.3. Het middel berust op de opvatting dat (de uitvoeringsregeling van) Verordening (EG) nr. 1774/2002 slechts betrekking heeft op verwerkingsbedrijven, althans niet ziet op bedrijven die zijn erkend overeenkomstig art. 7 van het Besluit produktie en handel in vleesproducten. De tekst van de Verordening noch van het Besluit, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 en 33, biedt echter steun voor die opvatting.
3.4. Het middel faalt.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de hoogte van de aan de verdachte opgelegde geldboetes als weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1 en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 september 2009.