ECLI:NL:HR:2009:BI5740

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00600
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en motivering van de bewezenverklaring in een inbraakzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor inbraak. De Hoge Raad oordeelt dat een onderdeel van de bewezenverklaring niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, waardoor de uitspraak niet voldoet aan de wettelijke eisen van motivering. De verdachte, geboren in 1984, heeft op 15 juli 2006 in een woning in [plaats] een aantal goederen gestolen, waaronder een scartkabel, DVD's, een zonnebril, een camera, een DVD-speler, sigaretten en een mobiele telefoon. De verdachte heeft de toegang tot de woning verkregen door een deur te forceren. De bewezenverklaring steunt op verschillende proces-verbalen van de politie, waarin getuigen verklaringen hebben afgelegd over de inbraak en de verdachte. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het eerste middel en verbetering van het arrest, wat zou leiden tot een vrijspraak van de tenlastegelegde braak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

1 september 2009
Strafkamer
nr. 08/00600
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 februari 2008, nummer 22/006166-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd ten aanzien van middel 1, primair tot gegrondverklaring en tot verbetering van het arrest, welke verbetering bestaat uit een vrijspraak van de tenlastegelegde braak, en subsidiair tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het punt van de braak en de strafmaat opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 1.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 15 juli 2006 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [a-straat 1]) heeft weggenomen een scartkabel en een DVD en een zonnebril en een (digitale) camera en een DVD-speler en sloffen sigaretten en CD-roms en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een deur te forceren."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op 15 juli 2006 kwam ik met twee kennissen van mij thuis. Mijn twee kennissen heten [betrokkene 1 en 2]. Ik woon op de tweede woonlaag van het appartementencomplex aan de [a-straat]. Toen ik de galerij van mijn woning opliep zag ik tot mijn grote verbazing de voordeur openstaan. Tegelijkertijd zag ik een schim in de deuropening staan die naar binnen schoot. Toen wij de schim zagen, zijn wij omgedraaid en naar beneden gelopen. Vanaf die positie heb ik de voordeur in de gaten gehouden en gekeken of er niemand uit mijn woning kwam. Al die tijd heb ik niemand uit de voordeur van mijn woning zien komen. Hierbij doe ik aangifte van inbraak in mijn woning."
b. een als bijlage bij het onder a genoemde proces-verbaal gevoegde lijst van gestolen goederen:
"Scartkabel, dvd, zonnebril, dvd-speler, digitale fotocamera, sigaretten (2 sloffen Marlboro en 6 sloffen West), cd-rom, mobiele telefoon."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1 en 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op zaterdag 15 juli 2006, te 04:16 uur, kregen surveillance-eenheden van de politie Zoetermeer, van de centrale politiemeldkamer van de regiopolitie Haaglanden, de melding te gaan naar de [a-straat 1] te [plaats]. Uit de eerste verklaringen van ter plaatse gehoorde getuigen bleek dat er een inbreker moest zijn ontsnapt. Door een getuige werd ook een naam genoemd. Hij had in de wegrennende persoon de mij, verbalisant [verbalisant 1], ambtshalve bekende [verdachte] herkend. Er werd besloten [verdachte] aan te gaan houden in de woning van zijn moeder op de [b-straat 1] te [plaats], waar hij ook woont.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], had al die tijd de voorzijde van de woning aan de [b-straat] in de gaten gehouden. Toen ik zag dat de collega's aan de voorzijde arriveerden, verplaatste ik mij naar de achterzijde van de woning. Ik had duidelijk zicht op de eerste etage van die woning. Toen ik aan de achterzijde op de hoek stond zag ik dat vanuit het geopende raam een man gekleed in een groene trui en een donkere broek zich vanuit het geopende slaapkamerraam naar beneden liet zakken. Wij, verbalisanten, betraden de niet afgesloten achtertuin van het links naast gelegen pand, om aldaar naar de gevluchte manspersoon te gaan zoeken. Door mij, [verbalisant 1], werd achter een bosje, in elkaar gedoken tegen de schutting, de mij ambtshalve bekende [verdachte] aangetroffen. Ik zag dat hij gekleed was in een groene trui en een donkere broek. Ik, [verbalisant 2], herkende de man als de man die ik zojuist uit het raam van [b-straat 1] had zien vluchten."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op 15 juli 2006 ben ik samen met een vriend genaamd [slachtoffer] en een hindoestaanse jongen op stap geweest. We gingen naar het huis van [slachtoffer]. Toen we voor de deur stonden, zag ik een Marokkaanse jongen in de woning. Ik dacht dat die jongen [verdachte] was."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3], wonende [a-straat 2], te [plaats]:
"Op 15 juli 2006, omstreeks 04:15 uur, liep ik buiten. Ik zag vervolgens een jongen rennen. Ik zag dat de jongen een vest aan had. Dit vest herken ik zo goed, omdat dit het vest van mijn zoon was. Dit vest is pasgeleden van mijn zoon weggenomen door een jongen genaamd [verdachte]. Ik weet dat deze [verdachte] hier vlakbij woont op nummer [1]. Ik zag dat deze jongen in de richting van die woning rende. Ik riep naar de jongen: "[Verdachte]!" Ik zag dat de jongen omkeek."
2.4. Aangezien de bewezenverklaring ter zake van feit 1 voor zover behelzende "zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een deur te forceren" niet kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed, zodat het middel slaagt.
3. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 september 2009.