3.3. Uit de stukken van het dossier waarover de Hoge Raad de beschikking heeft, kan ten aanzien van het bewijs van de tenlastegelegde feiten worden afgeleid hetgeen de Procureur-Generaal in zijn conclusie heeft weergegeven. De conclusie houdt dienaangaande onder 8 tot en met 20 het volgende in:
"8. Aanknopingspunten voor de bewezenverklaring zijn te vinden in: (a) de aangifte(s) van [slachtoffer]; (b) de verklaring van een vrouw die werkzaam was op de school die [slachtoffer] bezocht (c) de verklaring van een (school)vriendin van [slachtoffer]; (c) briefje(s) van [slachtoffer] aan de (school)vriendin en (d) bekentenissen die aanvrager heeft afgelegd tijdens het vooronderzoek en ter terechtzitting.
9. In verband met de thans naar voren gebrachte twijfel aan het waarheidsgehalte van de aangiftes van [slachtoffer] geef ik eerst een korte samenvatting van hoe deze tot stand zijn gekomen. Aan de stukken kan de volgende gang van zaken worden ontleend. [Slachtoffer] heeft twee meisjes op school verteld dat zij door haar broer (aanvrager) werd lastiggevallen. Verder heeft een onderwijzeres op enig moment bij een zwemles geconstateerd dat [slachtoffer] onder de blauwe plekken zat. [Slachtoffer] heeft vervolgens contact gehad met de schoolarts. De schoolarts heeft contact opgenomen met de Raad voor de Kinderbescherming. Een brief van de schoolarts aan de Kinderbescherming is (onbedoeld) terechtgekomen bij de grootouders van [slachtoffer], bij wie [slachtoffer] verbleef. Vervolgens heeft [slachtoffer] in briefjes aan een vriendin die naar een andere school was gegaan, [getuige 1], aangegeven dat zij seksueel werd misbruikt. [Getuige 1] heeft een of meer van die briefjes aan een wijkagent gegeven. Voorafgaand aan de aangifte heeft [slachtoffer] briefjes aan de politie geschreven. [Slachtoffer] heeft vervolgens een drietal gesprekken met de politie gevoerd over haar thuissituatie. Daarop is [slachtoffer] uit huis geplaatst. Vervolgens heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar broer (aanvrager), haar vader en haar grootvader.
10. De aangifte van seksueel misbruik door haar vader en door aanvrager is door [slachtoffer] gedaan op 22 juli 1999. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal verklaart [slachtoffer] over haar thuissituatie. Voorts behelst het proces-verbaal de volgende verklaring over seksueel misbruik door haar broer [aanvrager] (aanvrager):
'U leest een stukje voor uit een brief die ik heb geschreven. Hierin schrijf ik dat mijn broer [aanvrager] het altijd veilig doet en mijn vader soms niet.
Dit klopt dat is zo.
Verder wil ik even niet meer praten over mijn vader.
U vraagt mij naar mijn broer. Hij is het ergste.
Mijn broer [aanvrager] is vanaf mijn 5e jaar al bezig. [Aanvrager] is ook de eerste die mij sexueel betastte. Ieder(e) dag deed [aanvrager] mij pijn en dit was meestal voorafgaand aan het bestasten enzo.
Van [aanvrager] heb ik ook nog zichtbaar letsel. Ik heb een litteken op mijn rechter dijbeen van [aanvrager]. Ik had ook regelmatig blauwe plekken. [Aanvrager] schopte mij ook regelmatig. Ook in mijn buik als ik op de grond lag.
Voor het litteken op mijn dijbeen ben ik wel naar de dokter geweest. Ik heb toen gezegd dat ik was gevallen of zoiets.
Mijn broer was ieder(e) dag natuurlijk thuis dus hij heeft ook het meeste gedaan. Hij heeft mij betast net zoals mijn vader bij mij heeft gedaan. Vanaf ongeveer mijn 10e jaar deed mijn broer het ook met mij. Hij deed het altijd veilig. Ik heb ook dingen bij mijn broer moeten doen die ik ook bij mijn vader heb gedaan. Mijn broer deed het altijd met een condoom en deed mij veel meer pijn dan mijn vader.
Ik wil er nu verder niet meer over praten. Ik vind het te moeilijk.'
11. In aanvulling op deze aangifte heeft [slachtoffer] op 21 december 1999 nader verklaard. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal is vooral het seksueel misbruik door de vader van [slachtoffer] (en van aanvrager) onderwerp van gesprek. Aan het eind van de verklaring is het volgende opgenomen over seksueel misbruik door aanvrager:
'U vraagt mij of mijn broer mij meer heeft gedaan dan dat hij mij sloeg. Mijn broer heeft net zulke dingen gedaan als mijn vader. Hij deed dat vaker dan mijn vader dat bij mij deed. Hij deed dat ook in het huis van mijn oma en opa.'
12. In aansluiting op deze verklaringen heeft [slachtoffer] op 15 april 2000 nog het volgende verklaard:
'U vraagt aan mij of ik ook nog iets nader kan vertellen over het sexueel misbruik gepleegd door mijn vader en broer. Ik vind dit te moeilijk. Ik heb al heel uitgebreid aan u verteld en dat heeft heel veel moeite gekost om dat te verwerken. Ik heb er weken niet van kunnen slapen. Ik weet dat het heel belangrijk is voor de voortgang van de aangifte maar ik vind het te moeilijk.
U vraagt wanneer het sexueel misbruik voor het laatst is geweest. Dit was het weekend na het eerste gesprek met u op politiebureau [...]. Het was op een zondag. Er is toen hetzelfde gebeurd als ik u verteld (heb) in een eerdere verklaring. Deze zondag heeft mijn vader mij sexueel misbruikt. (...) Als u mij vraagt of dit 27 juni 1999 (was dan) kan dat best wel kloppen.'
13. Op 6 september 2000 heeft [slachtoffer] wederom een verklaring afgelegd over het seksueel misbruik waarvan zij slachtoffer was. Met betrekking tot aanvrager behelst het proces-verbaal in het bijzonder het volgende:
'Ik denk dat ik ongeveer 7 jaar oud was. Hij is begonnen met mij met zijn handen te betasten. Hij deed dat over mijn kleding en ook onder mijn kleding. Hij betastte mijn borsten, maar eigenlijk overal en ook mijn vagina. In het begin was het eigenlijk alleen aanraken, maar later ging hij verder. Later ging hij ook met zijn vingers in mijn vagina. (...)
Ik heb u wel eens verteld dat ik twee woorden van mijn broer heb geleerd. Dat waren de woorden beffen en pijpen. Bij het beffen heb je volgens mij de mond van een man nodig en een vagina en bij pijpen de mond van een vrouw en de penis van een man. U vraagt mij of ik weet wat het woord neuken betekent. Ik weet dat dat sex is als de man met zijn penis in de vagina van een vrouw gaat.
Mijn broer betastte mij en vingerde mij vanaf mijn 7e jaar. Ook raakte hij toen al met zijn mond mijn vagina en borsten aan. Ook zoende hij mij op mijn mond. Ook zat hij met zijn mond aan mijn billen. Bij dat zoenen op mijn borsten gebruikte hij ook zijn tong.
Voor zover ik mij kan herinneren is het ook vanaf het begin, ongeveer vanaf mijn 7e/8e jaar gebeurd, dat mijn broer mij neukte. Als ik bij mijn vader was gebeurde dat 's nachts en als ik bij mijn opa en oma was dan gebeurde het 's avonds. U vraagt mij hoe vaak mijn broer dat bij mij deed. Het gebeurde in het weekend altijd wel en door de weeks gebeurde het ook, maar dat varieerde. Soms ging hij ook met mijn vader mee. Dat gebeurde al toen hij nog op de basisschool zat.
Ik vond het niet leuk wat mijn broer deed. Ik stribbelde altijd tegen. Dat hielp echter niet, want mijn broer was sterker. Hij sloeg mij dan en hield mij vast. Ik heb hem ook vaak genoeg gezegd dat ik dat allemaal niet wilde. Hij sloeg mij dan. Hij sloeg mij dan in mijn gezicht en hij schopte mij dan waar hij mij raken kon. Het is meerdere keren gebeurd dat ik mijn broer moest pijpen. Ik kan echt niet vertellen hoe vaak. Dat weet ik echt niet meer, maar in ieder geval wel vaak.
Als het lastig gevallen gebeurde was dat op de [a-straat] in zijn slaapkamer, op zijn bed en in de woning van mijn oma in mijn slaapkamer. Mijn kleren waren meestal uit. Ik was altijd in een hemd en een broekje. Hij deed die altijd uit. Ik heb het zelf ook wel uitgetrokken als het van mijn broer moest. Ik was bang van hem. Hij sloeg mij altijd. Als hij mij sloeg, was dat meestal voordat we sex hadden.
Ik heb eerder verklaard dat mijn broer het veilig deed. Ik bedoel daarmee dat hij een condoom gebruikte. Hij deed dat nog niet in het begin, maar later. Ik heb het nooit gezegd dat hij dat moest gaan doen. Hij is het uit zichzelf gaan doen. Ik zat toen volgens mij in groep 7 of 8 van de [...] en was dus een jaar of 12. Vanaf die tijd gebruikte hij altijd een condoom.
Volgens mij is de laatste keer dat mijn broer mij zo misbruikt heeft geweest voordat mijn oma in juni 1999 kwam te overlijden.
Dat was zo'n twee weken voordat ik uit huis ben gegaan.'
14. Briefjes waarin [slachtoffer] aan haar klasgenoten c.q. vriendinnen over haar thuisproblemen schreef, circuleerden in ieder geval in het schooljaar 1996-1997. Klasgenoten hebben deze aan de schoolarts gegeven omdat [slachtoffer] erin aangaf dat ze het niet meer zag zitten. In een verklaring van [getuige 2], die destijds werkzaam was op de school die [slachtoffer] bezocht, staat hierover het volgende:
'Tijdens een dagje zwemmen zag ik dat er diverse blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] zaten. Dit was op de benen en armen van [slachtoffer]. Ik heb [slachtoffer] er later over aangesproken maar zij wilde er niets over vertellen. Ik heb toen de schoolarts [betrokkene 1] op de hoogte gebracht van deze bevindingen en [betrokkene 1] heeft getracht een gesprek aan te gaan met [slachtoffer] maar heeft toen niets verteld. Intussen hadden de klasgenootjes van [slachtoffer] briefjes ontvangen van [slachtoffer]. Deze briefjes werden door de klasgenootjes aan de schoolarts gegeven omdat daar meerdere malen in stond dat [slachtoffer] het niet meer zag zitten. (...) Het volgende schooljaar 1997-1998 ging iets beter omdat de klas haar beter opving. (...) Hoewel het op school iets beter ging in de omgang bleef [slachtoffer] in een sociaal isolement zitten. Er was geen steun vanuit het thuisfront. De zorgen bleven er om [slachtoffer]. [Slachtoffer] gaf nog steeds signalen af in de vorm van briefjes. Ik weet dat in een van de briefjes die [slachtoffer] aan vriendinne(n) heeft geschreven dat [slachtoffer] verteld over ongewenst gedrag van haar broer ten opzichte van haarzelf. [Slachtoffer] heeft tot en met 1999 bij ons op school gezeten en heeft altijd een zorgelijke indruk op mij gemaakt.'
15. Op school heeft [slachtoffer] over haar thuissituatie verteld aan onder meer [getuige 1]. De verklaring van [getuige 1], zoals die is neergelegd in een proces-verbaal van 12 mei 2000, behelst daarover onder meer het volgende:
'In de eerste klas van de middelbare school kwam [slachtoffer] bij mij in de klas. (...) Ze vertelde dat ze thuis werkelijk alles moest doen. Ook vertelde ze dat ze werd geslagen met een riem en zo. Ik heb de striemen wel op haar rug gezien. Toen we allebei in de 2e klas zaten heeft ze mij op een keer verteld dat ze bang was zwanger te zijn. Ik zei haar toen dat dat toch niet kon, omdat ze toch geen vriend had.
Later vertelde zij mij dat haar vader haar (al) vanaf toen ze heel jong was sexueel misbruikte. Ze vertelde niet wat hij deed, dat was volgens haar te erg om te vertellen. Ook zei ze dat haar broer [aanvrager] haar aanrandde. (...)
[Slachtoffer] hield van haar oma, maar was tegelijkertijd ook wel bang voor haar. Via de maatschappelijk werkster heeft [slachtoffer] contact gekregen met de Raad voor de Kinderbescherming. Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd dat ze echt alles tegen die vrouw van de Raad voor de Kinderbescherming moest vertellen. Deze vrouw van de Raad voor de Kinderbescherming heeft, nadat ze het verhaal van [slachtoffer] had vernomen, gesproken met haar oma en opa. Ik vind dit heel asociaal omdat [slachtoffer] er veel problemen mee kreeg. Die dag dat het gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden heeft [slachtoffer] heel erg slaag gehad van hen.
Ik ben op een gegeven moment van school gegaan en naar een andere school gegaan. In de weekends werkte ik bij Albert Heijn, waar ik [slachtoffer] nog wel eens ontmoette. Ik kon dan een paar minuutjes met haar praten. Ik zei haar ook dat ze mij altijd kon schrijven. Ik heb thuis, als mijn moeder ze niet heeft weggegooid nog deze briefjes in mijn lade liggen op mijn kamer. Ik heb deze altijd bewaard.
Op een gegeven moment heb ik ook met mijn moeder over de problemen van [slachtoffer] gesproken en verteld dat ze misbruikt werd. Ik vertelde dat ze door haar broer werd aangerand. Mijn moeder wist toen niet wat ze er aan zou kunnen doen. Ik nam op een bepaald (moment) dan maar de beslissing om een brief die [slachtoffer] aan mij had gestuurd aan de wijkagent [betrokkene 2] te geven in de hoop dat er dan iets aan gedaan kon worden. Ik had eigenlijk geen vertrouwen meer in andere mensen, omdat de Raad voor de kinderbescherming ook zo vreemd had gehandeld. Kort nadat ik de brief aan de politie had gegeven is [slachtoffer] uit huis geplaatst.
Ik weet dat [slachtoffer] het ook aan haar oma heeft verteld wat er met haar is gebeurd. Zij heeft toen [slachtoffer] voor slet en hoer uitgemaakt.
Ik weet niet wanneer [slachtoffer] mij het precies heeft verteld, maar ze heeft in ieder geval tegen mij gezegd dat haar broer heeft geprobeerd bij haar binnen te dringen.
Ik heb haar broer [aanvrager] een keer aangesproken dat hij van [slachtoffer] af moest blijven. Hij zei toen dat ik mij er niet mee moest bemoeien en reed gewoon op de fiets weg.'
16. Een aan de getuige [getuige 1] gericht briefje van [slachtoffer] houdt onder meer het volgende in:
'hoi [getuige 1]
hoe gaat het.
met mij slecht. Je moet niet schrikken maar ik word door mijn broer misbruikt en mijn vader is precies hetzelfde
Ik weet dat ik mijn vader ook moet aangeven maar ze doen toch niks. Dat doen ze nou ook niet.
En dan mijn opa en oma nog
ik hoop dat ik dit volhoud maar dat denk ik niet
iedere dag is het hetzelfde
mijn broer en mijn opa en oma
En mijn vader in het weekend.
als mijn vader te weten komt dat ik het vertelt heb dan doet hij wat en jij weet wat dat is, het heeft gewoon geen zin meer ze blijven doorgaan.
en van mijn vader en mijn broer is het ergste en ik kan ze niet tegenhouden mijn vader is sterker dan mij en mijn broer ook
Je moet mijn broer niet in elkaar slaan anders wordt het alleen maar erger.
ik moet stoppen =xxx= [slachtoffer]'
17. Aanvrager heeft meermalen bekennende verklaringen afgelegd. Bij het eerste politieverhoor op 29 augustus 2000 heeft aanvrager nog ontkend dat hij [slachtoffer] seksueel zou hebben misbruikt. In het proces-verbaal van het eerste verhoor is opgenomen dat aanvrager verklaart dat hij verder niet wil antwoorden omdat zijn advocaat heeft gezegd dat hij, aanvrager, niet tot antwoorden verplicht is:
'Ik geef verder geen antwoord. Dat heeft mijn advocaat gezegd, dat ik dat niet verplicht ben. Ik geef dus geen antwoord.'
18. Tijdens het tweede politieverhoor, dat diezelfde dag 's middags plaats vindt, bekent aanvrager dat hij [slachtoffer] regelmatig bij haar borsten heeft gepakt. Voorts geeft hij aan dat er nog iets is dat hij wil vertellen, maar dat hij daarmee wilt wachten omdat hij dat moeilijk vindt.
'Ik vind het heel moeilijk om te vertellen, maar ik heb [slachtoffer] wel regelmatig bij haar borsten gepakt. Dat gebeurde dan als zij in de keuken was. Ik zag haar dan terwijl ik in de gang was. Ik liep dan naar de keuken en pakte haar dan bij haar borsten. [Slachtoffer] werd dat nooit leuk en soms kregen we daar ruzie om. Ik pakte haar borsten altijd over haar kleding heen.
Ik ben daarmee begonnen vanaf een jaar of negen denk ik. Ik ben ermee gestopt een paar weken, ik denk vier, voordat ze uit huis ging.
Er is nog iets dat ik wil vertellen, maar dat vind ik moeilijk en moet daar nog even over nadenken.'
19. De volgende dag, op 30 augustus 2000, verklaart aanvrager tijdens het derde politieverhoor nader waarover hij de dag ervoor nog wilde nadenken. Het proces-verbaal houdt als verklaring van aanvrager hierover het volgende in:
'Ik heb gisteren ook gezegd dat hetgeen ik nog wilde vertellen erger was.
Ik vind het heel erg moeilijk om daarover te verklaren. Ik schaam me daarvoor.
U vraagt mij of het ook vlak voordat [slachtoffer] uit (huis) ging gebeurd is. Dat klopt.
Hoe vaak het is gebeurd weet ik niet meer. Wel is het heel vaak gebeurd.
Als ik het wilde deed ik het. Ik deed het in de slaapkamer van [slachtoffer], maar ook in de keuken. Het erge deed ik alleen maar in de slaapkamer van [slachtoffer]. In de keuken zat ik alleen maar aan haar borsten.
Ik deed het wanneer het bij mij op kwam.
Ik heb nooit sexuele voorlichting gehad, maar weet wel wat de woorden neuken, lul en vagina betekenen. Ook weet ik wat pijpen is. Neuken is mijn stijve lul in een kut bewegen. Pijpen is hetzelfde volgens mij.
Als [slachtoffer] zegt dat zij het woord pijpen van mij hoorde dan kan dat kloppen.
Ik vind het heel erg moeilijk, maar toch lucht het een beetje op om het te vertellen.
Ik heb behalve met [slachtoffer] met geen andere meisjes geneukt. Ik heb met [slachtoffer] een aantal jaren geneukt. Ik was wel bang, maar toch deed ik het. Het gebeurde in de slaapkamer van [slachtoffer]. [Slachtoffer] vond het niet leuk. Ze zei dat tegen mij, maar toch ging ik door. Ik weet eigenlijk niet waarom. [Slachtoffer] was bang van mij. Ik was veel sterker. Ik won altijd met vechten.
(...)
Ik heb nooit durven te vertellen wat ik met [slachtoffer] gedaan heb. Ik zal het nooit doen ook tegen mijn vader en tegen mijn opa. Ik zou het als ik hulp krijg wel met [slachtoffer] willen vertellen.
Als [slachtoffer] u heeft verklaard dat zij ook wel eens mijn plasser heeft moeten vastpakken kan dat best, maar dat weet ik niet meer.
U vraagt mij of ik het woord beffen ken. Ik ken dat woord niet en heb daar nooit van gehoord.
Als [slachtoffer] heeft verklaard dat ik "het" meestal veilig deed klopt dat wel. Ik deed het meestal met een condoom. [Slachtoffer] heeft u verklaard dat zij een litteken op haar rechterdijbeen heeft en dat ik dat zou hebben gedaan. Ik heb haar volgens mij geen litteken toegebracht. Ik kan mij dat niet herinneren. Ik weet dat niet.
U vraagt mij of er behalve het betasten en neuken ander(e) dingen zijn gebeurd. Dat klopt. Wat [slachtoffer] heeft verklaard over beffen en pijpen en waarvan u mij de betekenis heb verteld klopt helemaal. Ik heb met mijn mond aan haar kut gezeten en ook heeft zij mijn plasser in haar mond moeten doen. U vraagt mij wat [slachtoffer] er allemaal van vond. Ik weet dat ze het niet leuk vond, omdat ze niet wilde. Ze zei dat gewoon. Ik wilde eigenlijk ook niet, maar het gebeurde gewoon. Ik kan het gevoel dat ik dan kreeg niet verklaren en vertellen.
U vraagt mij hoe vaak "het" gebeurde en hoe lang. Ik deed "het" zo 1 x per 2 weken. Het gebeurde altijd in haar slaapkamer. Het heeft een paar jaar geduurd. De laatste keer was twee weken voordat [slachtoffer] uit huis ging. De eerste keer was ongeveer vanaf het moment dat ik van de [...] af ging. Ik was toen denk ik 12 jaar.
Vorig jaar toen ik op een gegeven moment thuis kwam en hoorde dat [slachtoffer] was weggelopen, dacht ik wel dat ze weggelopen kon zijn om wat ik met haar deed.
(...)
Ik vind het niet leuk dat [slachtoffer] er nu zoveel problemen mee heeft. Ik hoor van u dat [slachtoffer] zelfmoord heeft proberen te plegen. Ik heb dat nooit geweten.
Ik heb er heel veel spijt van en wil geholpen worden.
Ik weet dat het fout was wat ik allemaal met [slachtoffer] gedaan heb. Ik heb dat van niemand gehoord, behalve nu van u, maar ik voelde dat gewoon. Het gebeurde toch. Ik weet eigenlijk zelf niet waardoor.'
20. Ter terechtzitting van de Rechtbank van 13 februari 2001 heeft aanvrager een verklaring afgelegd. Het proces-verbaal behelst het volgende:
'De verklaringen die ik eerder heb afgelegd zijn juist.
Ik heb gesproken met de psycholoog van het ABJ en met iemand van de reclassering. Ik heb nog niet met de andere psycholoog en de psychiater gesproken. Ik ben zelf ook slachtoffer van mijn vader, alleen van mijn vader.'."