3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, dan wel een van hen:
"Op 23 augustus 2004, omstreeks 22.52 uur, waren wij belast met de noodhulp binnen het district Maastricht. Wij hoorden via de portofoon dat een patrouille naar de [a-straat] werd gestuurd. Aldaar zou een persoon zich met benzine overgoten hebben en dreigen zichzelf in brand te steken. De persoon zou vermoedelijk de ons, verbalisanten, ambtshalve bekende [verdachte] zijn. Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat [verdachte] zeer agressief is en vaker verzet pleegt.
Op 23 augustus 2004, omstreeks 22.59 uur, arriveerden wij ter plaatse op de [a-straat] ter hoogte van [1a]. Wij zagen dat [verdachte] voor de ingang van de flat op de grond zat. Wij zagen dat zijn haren en kleding nat waren. Wij roken dat het in de directe omgeving van [verdachte] sterk riekte naar benzine. Wij zagen dat [verdachte] in zijn linkerhand een aansteker vasthield. [Verdachte] zei: "Blijf uit mijn buurt of ik steek mijzelf in brand en blaas alles op." Wij zagen dat [verdachte] opstond. Wij zagen dat [verdachte] de ingang van de flat binnenliep. Op de galerij van zijn woning aangekomen bleef [verdachte] roepen: "Ik praat alleen met [betrokkene 1]. Zorg maar dat hij komt, anders blaas ik de flat op." [Verdachte] had nog steeds de aansteker in zijn linkerhand. Aangekomen bij zijn woning, opende [verdachte] de voordeur en ging naar binnen. Hij deed de voordeur voor ons dicht en trok deze in het slot. De vriendin van [verdachte] schreeuwde dat er nog vier kinderen in de woning aanwezig waren. Zij wilde niet dat de kinderen bij hem in de woning bleven. Ik, verbalisant [verbalisant 1], vroeg [verdachte] om de kinderen te laten gaan. [verdachte] antwoordde hierop: "De kinderen blijven bij mij. Ik laat ze niet gaan." Wij hoorden diverse geluiden in de woning van [verdachte], zoals glasgerinkel, schreeuwen en het verschuiven van meubels. Wij zagen dat [verdachte] in de woning alle lichten doofde. In de woning hoorden wij kinderen huilen. Wij hoorden [verdachte] zeggen: "Haal mij hier maar eens uit. Ik ga naar de hel en neem mijn kinderen mee." Wij hoorden hem zeggen: "Als jullie naar binnen komen, krijgen jullie de kogel. Weg nu allemaal, weg van de galerij."
Ik, verbalisant [verbalisant 1], kreeg via de telefoon contact met [verdachte]. Hij zei: "de kinderen blijven bij mij. Ik ga naar de hel en neem mijn kinderen mee. Het maakt mij allemaal niet uit. Kom mij maar eens halen. Jullie krijgen allemaal de kogel."
Ik zag dat [verdachte] meerdere malen het balkon opliep, alleen of met een kind op zijn arm. Daarbij schreeuwde hij dat iedereen weg moest gaan. Ik zag dat de brandweer tot tweemaal toe een ladder tegen het balkon van [verdachte] plaatste. Deze werd steeds door [verdachte] omgeduwd.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat de broer van [verdachte], genaamd [betrokkene 2], naar de voordeur liep. Ik hoorde dat hij vroeg aan [verdachte] om de kinderen naar buiten te laten komen. Ik hoorde dat [verdachte] riep dat [betrokkene 2] weg moest gaan. Ik hoorde dat [betrokkene 2] zei dat [verdachte] een wapen in zijn handen had. [Verdachte] riep dat hij een handgranaat had en dat hij de boel zou opblazen. [Betrokkene 2] kwam naar mij toegelopen. Hij zei dat voor de ingang van de hal naar de woonkamer een kast stond, hierdoor was deze doorgang geblokkeerd."