ECLI:NL:HR:2009:BI4741
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest wegens niet-beslissing op aanhoudingsverzoek in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding dat door de raadsvrouw van de verdachte, mr. N.H. Fridsma, was ingediend. De raadsvrouw had het verzoek tijdig gefaxt naar het Hof, maar een raadsheer van het Hof heeft haar via e-mail medegedeeld dat het verzoek hem niet tijdig had bereikt. De Hoge Raad oordeelt dat, indien het verzoek wel tijdig was ontvangen, het Hof de zaak zou hebben aangehouden. Dit leidt tot de conclusie dat het Hof op het aanhoudingsverzoek niet heeft beslist, wat volgens de Hoge Raad nietigheid met zich meebrengt.
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal, die heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een correcte behandeling van aanhoudingsverzoeken en de gevolgen van het niet tijdig beslissen daarop.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.