ECLI:NL:HR:2009:BI4699
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van hennepteelt door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep in een pand aan de [a-straat 1] te [plaats]. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbalen van de politie. Het Hof had de verklaring van de verdachte als bewijsmiddel opgenomen, maar in een nadere bewijsoverweging oordeelde het Hof dat deze verklaring ongeloofwaardig was. Hierdoor was de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie terecht was voorgesteld, omdat de bewezenverklaring niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om verklaringen van verdachten op een juiste manier te waarderen in het licht van de overige bewijsstukken.
De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het telen van 800 hennepplanten in de periode van 1 juli 2004 tot en met 12 januari 2005. De verdachte had het pand gehuurd van [betrokkene 1] en had het later onderverhuurd aan twee onbekende mannen. De Hoge Raad concludeerde dat de eerdere beoordeling van het Hof niet voldeed aan de wettelijke eisen, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak.