ECLI:NL:HR:2009:BI4686

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10887 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de betrokkene, die niet binnen de bij de wet gestelde termijn middelen heeft ingediend. De Hoge Raad heeft op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1966 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 juli 2007. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat de betrokkene niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beroep, omdat er geen middelen van cassatie waren ingediend door een raadsman binnen de gestelde termijn.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de betrokkene niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de betrokkene niet in zijn beroep kan worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve besloten om de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 07/10887P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 juli 2007, nummer 23/003645-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.