ECLI:NL:HR:2009:BI4072

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag en overschrijding van redelijke termijn in cassatie

In deze zaak gaat het om de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 835,-. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 4 juni 2007 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1964. De verdachte had beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. P.A. Speijdel. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de verbeurdverklaring en de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft verduidelijkt hoe het tot zijn oordeel over de verbeurdverklaring is gekomen, wat in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Om doelmatigheidsredenen besluit de Hoge Raad de zaak zelf af te doen en vernietigt de verbeurdverklaring van het geldbedrag. Daarnaast wordt de opgelegde gevangenisstraf verminderd van dertig maanden naar 28 maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De Hoge Raad constateert ook dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van de te late indiening van de stukken door het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat deze overschrijding moet leiden tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf. De overige middelen van de verdachte leiden niet tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is gewezen op 8 september 2009 door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

8 september 2009
Strafkamer
nr. 08/01592
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem, van 4 juni 2007, nummer 21/002617-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de opgelegde straf van verbeurdverklaring en op dit punt tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen alsmede tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van die straf in de mate die de Hoge Raad goeddunkt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag.
2.2. De bestreden uitspraak houdt dienaangaande het volgende in:
"Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte."
2.3. In cassatie kan niet zonder meer blijken dat het Hof wat betreft het oordeel dat het bewezenverklaarde met betrekking tot het verbeurdverklaarde geldbedrag is begaan, heeft beraadslaagd en beslist naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting. Het Hof had in het onderhavige geval dat oordeel daarom dienen te verduidelijken. Het middel treft in zoverre doel. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de zaak op dit punt zelf afdoen.
3. Beoordeling van het zesde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 835,-, en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de teruggave van genoemd geldbedrag aan de verdachte;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 28 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 8 september 2009.