ECLI:NL:HR:2009:BI3853
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Schending van ambtsgeheim en wettelijke geheimhoudingsplicht in cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 11 december 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1954, had beroep ingesteld tegen de veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. J-L. van Os, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat deze termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft met dit oordeel volstaan, gezien de opgelegde geldboete van € 400,- of subsidiair 8 dagen hechtenis.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en is uitgesproken op 7 juli 2009.