ECLI:NL:HR:2009:BI3853

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01901/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en wettelijke geheimhoudingsplicht in cassatie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 11 december 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1954, had beroep ingesteld tegen de veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. J-L. van Os, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat deze termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft met dit oordeel volstaan, gezien de opgelegde geldboete van € 400,- of subsidiair 8 dagen hechtenis.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en is uitgesproken op 7 juli 2009.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 01901/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 11 december 2006, nummer 24-000222-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J-L. van Os, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 7 juli 2009.