ECLI:NL:HR:2009:BI3842
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vermindering van straf wegens schending van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2009 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in 1970 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd van twee jaren en zes maanden naar twee jaren en vier maanden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Het middel dat deze overschrijding aanvoert, is gegrond bevonden, wat heeft geleid tot de vermindering van de straf.
De overige middelen die door de verdachte zijn ingediend, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat deze middelen geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat, nu er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, de beslissing als volgt moet worden geformuleerd. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.