ECLI:NL:HR:2009:BI3559
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in een cassatieprocedure met betrekking tot het gebruik van CIE-informatie als bewijsmiddel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn voor de inzending van de stukken met twee dagen is overschreden, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.
De zaak draait om de vraag of het Hof terecht een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) als bewijsmiddel heeft gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het CIE-proces-verbaal niet als zelfstandig bewijsmiddel heeft gebruikt, maar enkel om de aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte aan te geven. Dit betekent dat het middel feitelijke grondslag ontbeert.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf wordt verminderd tot 22 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, en concludeert dat er geen andere gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak van het Hof.