ECLI:NL:HR:2009:BI3456

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04311
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van de schone lei van een schuldenaar. De verzoeker, aangeduid als [verzoeker], had eerder een schone lei verkregen op basis van de schuldsaneringsregeling, maar er ontstond een geschil over de toekenning daarvan. De aanleiding voor het verzoek tot ontneming was dat de schuldenaar had verzwegen dat hij voor de datum van toelating tot de schuldsaneringsregeling een aanzienlijk geldbedrag van € 90.756,04 had ontvangen. Dit bedrag was niet gemeld bij de rechtbank, wat in strijd was met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 7 juli 2008 in eerste aanleg geoordeeld dat artikel 358, eerste lid, van de Faillissementswet niet van toepassing was op de schuldenaar. Hierop heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 2 oktober 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de verzoeker cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.

Uitspraak

26 juni 2009
Eerste Kamer
08/04311
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 mei 2008 ter griffie van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingediend verzoekschrift heeft Bewind-voeringen Oost Nederland B.V. zich gewend tot die rechtbank en verzocht om [verzoeker] de schone lei als bedoeld in art. 358a Fw te ontnemen. Aanleiding voor het verzoek is dat na de toekenning van de schone lei aan de schuldenaar is gebleken dat de schuldenaar heeft verzwegen dat hij voor de datum van toelating tot de schuldsaneringsregeling een geldbedrag van € 90.756,04 heeft ontvangen.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 juli 2008 bepaald dat artikel 358, eerste lid, Faillissementswet ten aanzien van de schuldenaar verder geen toepassing vindt.
Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 2 oktober 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 juni 2009.