ECLI:NL:HR:2009:BI3456
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Ontneming van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van de schone lei van een schuldenaar. De verzoeker, aangeduid als [verzoeker], had eerder een schone lei verkregen op basis van de schuldsaneringsregeling, maar er ontstond een geschil over de toekenning daarvan. De aanleiding voor het verzoek tot ontneming was dat de schuldenaar had verzwegen dat hij voor de datum van toelating tot de schuldsaneringsregeling een aanzienlijk geldbedrag van € 90.756,04 had ontvangen. Dit bedrag was niet gemeld bij de rechtbank, wat in strijd was met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 7 juli 2008 in eerste aanleg geoordeeld dat artikel 358, eerste lid, van de Faillissementswet niet van toepassing was op de schuldenaar. Hierop heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 2 oktober 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de verzoeker cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.