ECLI:NL:HR:2009:BI3453

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11616
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en zorgvuldigheidseisen in rechtsbijstand

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], L.A.R. Rechtsbijstand N.V. gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage. Eiser vorderde dat LAR toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van haar verplichtingen tot het verlenen van rechtsbijstand en eiste schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank heeft na tussenvonnissen van 14 juli 2004 en 22 december 2004 bij eindvonnis van 11 mei 2005 de vordering afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 27 maart 2007 de bestreden vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. LAR is niet verschenen in de cassatieprocedure. De zaak is door de advocaat van eiser toegelicht. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van LAR begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 juli 2009
Eerste Kamer
07/11616
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
L.A.R. RECHTSBIJSTAND N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en LAR.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 23 april 2004 LAR gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat LAR toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting tot het verlenen van rechtsbijstand en LAR voorts te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat.
LAR heeft de vordering bestreden.
Na tussenvonnissen van 14 juli 2004 en 22 december 2004, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 11 mei 2005 de vordering afgewezen.
Tegen de vonnissen van 22 december 2004 en 11 mei 2005 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 27 maart 2007 heeft het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen LAR is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van LAR begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 juli 2009.