ECLI:NL:HR:2009:BI3427

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13226
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over invordering van belastingschuld en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Ontvanger van de Belastingdienst Rijnmond. De zaak betreft een geschil over de invordering van een belastingschuld van ƒ 1.000.000,-- (€ 453.780,22) die door de Ontvanger was gevorderd. De Ontvanger had [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, die op 10 december 2003 in conventie de vordering van de Ontvanger toewijsde en in reconventie de vorderingen van [eiser] afwees. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 14 juni 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 5987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een vijfkoppige kamer, onder leiding van vice-president J.B. Fleers.

Uitspraak

26 juni 2009
Eerste Kamer
07/13226
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RIJNMOND,
kantoorhoudende te Dordrecht,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
De Ontvanger heeft bij exploot van 7 maart 2001 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan de Ontvanger te betalen een bedrag van ƒ 1.000.000,-- (€ 453.780,22) te vermeerderen met de invorderingsrente.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd, kort gezegd, de nietigverklaring, subsidiair de vernietiging en meer subsidiair de ontbinding van de in de dagvaarding bedoelde vaststellingsovereenkomst, en voorts de opheffing van de op 20 februari 2001 gelegde beslagen alsmede de veroordeling van de Ontvanger tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat, met rente en kosten.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 december 2003 in conventie de vordering van de Ontvanger toegewezen en in reconventie de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 14 juni 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 5987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 juni 2009.