ECLI:NL:HR:2009:BI2335
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Merkenrechtelijke geschil tussen G-Star en Makro over gebruik van merk in advertenties
In deze zaak gaat het om een merkenrechtelijk geschil tussen G-Star en Makro. G-Star, vertegenwoordigd door G-STAR INTERNATIONAL LTD. en G-STAR INTERNATIONAL B.V., heeft Makro gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage. G-Star vorderde onder andere dat Makro het gebruik van het merk G-Star zou staken en gestaakt zou houden, en dat het Makro verboden zou worden om producten van het merk G-Star te verkopen of te adverteren op een manier die afbreuk doet aan de reputatie van het merk. De rechtbank heeft de vorderingen van G-Star afgewezen, waarna G-Star in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het hoger beroep af. G-Star heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat het gebruik van het merk door Makro niet in strijd was met de belangen van G-Star. Het hof had vastgesteld dat G-Star in hoger beroep niet langer het standpunt innam dat de door Makro aangeboden G-Star producten niet door G-Star of met haar toestemming binnen de EER in het verkeer waren gebracht, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van uitputting van het merk. Het hof oordeelde dat er geen ernstige aantasting van de reputatie van G-Star was door de wijze van aanbieden en adverteren door Makro. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en verwierp het beroep van G-Star, waarbij het ook de kosten van het geding in cassatie aan G-Star oplegde.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de uitputtingsregel in het merkenrecht, vooral in de context van de verplichtingen van wederverkopers en de bescherming van de reputatie van merken. De zaak benadrukt de noodzaak voor merkhouders om gegronde redenen aan te tonen voor het verzetten tegen het gebruik van hun merk door wederverkopers, en dat het gebruik van een merk door een wederverkoper niet automatisch leidt tot een schending van de rechten van de merkhouder.