ECLI:NL:HR:2009:BI2156

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10984
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verstrekking van afschriften van processtukken in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter en verzocht om afschriften van de processtukken om zich adequaat te kunnen verdedigen. Het Hof had het verzoek afgewezen, met de overweging dat de verdachte voldoende tijd en mogelijkheden had gehad om zijn verdediging voor te bereiden, maar geen gebruik had gemaakt van de geboden mogelijkheden. De verdachte had enkel gevraagd om een integrale kopie van het procesdossier en niet om inzage in de stukken. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet toereikend was gemotiveerd, aangezien de verdachte voorafgaand aan de zitting geen afschriften van de processtukken had ontvangen, wat in strijd was met de wettelijke regeling. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op een eerlijke rechtsgang en de verplichting van de staat om verdachte in staat te stellen zich adequaat te verdedigen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 07/10984
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2007, nummer 22/002751-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek van de verdachte om hem (alsnog) afschriften te verstrekken van de processtukken.
2.2.1. In deze zaak is tenlastegelegd en bewezenverklaard, kort gezegd, dat de verdachte een voertuig heeft bestuurd terwijl het alcoholgehalte van zijn adem 500 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en voorts dat hij een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het Hof heeft de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot geldboetes van € 550 en € 500.
2.2.2. De verdachte heeft op 8 mei 2006 hoger beroep ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter. Vervolgens is de verdachte gedagvaard om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 2 januari 2007. Bij brief van 18 december 2006 heeft de verdachte om aanhouding van de behandeling verzocht. Die brief houdt in:
"1. As I shall not be in the Netherlands during most of January, I would request that this case be adjourned to a later date( february 2007 or later) in order to ensure I am able to attend this hearing, as I my wish.
2. As I shall probably be defending myself I would also request a complete copy of all case papers and evidence pertaining to this alleged offence, as is my right under European case law ("Foucher v France")."
Ter terechtzitting van 2 januari 2007 is het onderzoek, onder verwijzing naar die brief van de verdachte, voor onbepaalde tijd geschorst.
2.2.3. Op de nadere terechtzitting van 9 mei 2007 is de verdachte verschenen. Hij werd niet door een raadsman bijgestaan. Het onderzoek heeft met behulp van een tolk plaatsgevonden. Het proces-verbaal van die terechtzitting houdt in:
"ik heb geen commentaar op hetgeen u mij voorhoudt en op hetgeen mij is tenlastegelegd. (...)
"[ik] stel mij op het standpunt dat ik - ondanks een verzoek daartoe - geen kopie van het procesdossier heb ontvangen en derhalve niet in de gelegenheid ben gesteld mij adequaat op de aanklachten voor te bereiden, conform de zaak "Foucher vs France.
(...)
De advocaat-generaal [deelt] mede dat het vervelend is dat de verdachte geen processtukken heeft ontvangen.
(...)
Voorts deelt de voorzitter mede dat de verdachte aan de zaak "Foucher vs. France" niet het recht kan ontlenen alle processtukken in kopie te ontvangen. De verdachte is na het instellen van het rechtsmiddel op 8 mei 2006 ruimschoots in de gelegenheid geweest om de stukken in deze niet omvangrijke zaak in het Paleis van Justitie in te komen zien en heeft van de mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De voorzitter deelt mede de korte inhoud van:
- een uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 16 maart 2007 betreffende de verdachte;
- de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken, voor zover van belang voor enige door het hof te nemen beslissing.
De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik heb geen commentaar op hetgeen u mij voorhoudt en op hetgeen mij is tenlastegelegd. Ik heb geen bewijs gezien en ik heb geen aanklacht gezien. Ik beroep mij op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en op de zaak "Foucher vs. France". Ik wil beschikken over kopieën van het procesdossier.
De voorzitter stelt de verdachte in de gelegenheid het procesdossier ter terechtzitting - in aanwezigheid van de tolk - in te zien.
De verdachte deelt mede dat hij hier geen gebruik van wenst te maken en persisteert bij zijn standpunt dat hij recht heeft op kopieën van alle processtukken. (...)
Desgevraagd door de voorzitter deelt de verdachte mede dat hij woonachtig is in Nederland, maar dat hij niet in Nederland werkt. (...)
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte deelt mede dat hij persisteert bij zijn verzoek om kopieën van de processtukken in de Engelse taal te ontvangen."
2.2.4. De bestreden uitspraak houdt in:
"Verzoek om kopieën processtukken
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2007 met een beroep op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op kopieën van alle processtukken in de onderhavige zaak en heeft verzocht deze kopieën (alsnog) te ontvangen, teneinde zijn verdediging te kunnen voorbereiden.
Het hof verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot artikel 6 van het EVRM en wijst het verzoek van de verdachte af. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte voldoende tijd en mogelijkheden heeft gehad om zijn verdediging voor te bereiden, doch dat hij geen gebruik heeft gemaakt van die hem gegeven tijd en geboden mogelijkheden.
Immers de verdachte heeft appel ingesteld op 8 mei 2006, waarna hij is gedagvaard voor de terechtzitting van 2 januari 2007. Bij brief van 18 december 2006 heeft de verdachte schriftelijk om uitstel van de behandeling van zijn zaak gevraagd, welk uitstel hem is verleend. Voor noch na die datum heeft de verdachte verzocht om inzage in het dossier. De verdachte heeft slechts gevraagd om een integrale kopie van het procesdossier. Op de terechtzitting van 9 mei 2007 is de verdachte in de gelegenheid gesteld om in bijzijn van een tolk de stukken in te zien, van welke gelegenheid de verdachte eveneens geen gebruik heeft willen maken. Tevens zijn op die terechtzitting in bijzijn van een tolk de verweten gedragingen - welke eenvoudig zijn van aard - aan de verdachte voorgehouden."
2.3. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat een verdachte op grond van art. 6 EVRM aanspraak kan maken op voldoende tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging. Aan die verdragswaarborg wordt in de Nederlandse wetgeving onder meer gestalte gegeven door een regeling die erin voorziet dat aan een verdachte op zijn verzoek zo spoedig mogelijk afschriften worden verstrekt van processtukken waarvan de kennisneming wettelijk is toegestaan. De desbetreffende regelgeving is weergegeven in de conclusie van de
Advocaat-Generaal onder 9.
2.4. In de onderhavige zaak moet er in cassatie van worden uitgegaan dat aan het bij brief van 18 december 2006 gedane verzoek van de verdachte om hem in het bezit te stellen van afschriften van de processtukken niet is voldaan.
2.5. Voor zover het middel berust op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat aan de verdachte, niettegenstaande diens daartoe gedane verzoek(en), geen afschriften van de processtukken zijn verstrekt, meebrengt dat geen sprake kan zijn van een berechting die voldoet aan de eisen van art. 6 EVRM, faalt het omdat die opvatting onjuist is. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, valt aan EHRM 18 maart 1997, nr. 2209/93 (Foucher tegen Frankrijk) het tegendeel niet te ontlenen.
2.6. Het hiervoor overwogene neemt echter niet weg dat de afwijzing van het verzoek van de verdachte alsnog kopieën te ontvangen door het Hof niet toereikend is gemotiveerd.
Het oordeel van het Hof dat de niet van rechtsbijstand voorziene verdachte van de hem gegeven tijd en mogelijkheden om de verdediging voor te bereiden geen gebruik heeft gemaakt, waarbij het Hof de verdachte kennelijk verwijt geen inzage te hebben verzocht doch "slechts" te hebben gevraagd om een integrale kopie van het procesdossier, is immers niet zonder meer begrijpelijk in het licht van de omstandigheid dat aan de verdachte, in strijd met de wettelijke regeling, voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting geen afschriften van de processtukken zijn verstrekt.
Ook de vaststelling dat de verdachte ter terechtzitting van het Hof in de gelegenheid is gesteld om in het bijzijn van een tolk de stukken in te zien en de verdachte daarvan geen gebruik heeft willen maken, kan de bestreden beslissing niet dragen, nu de aldus geboden mogelijkheid niet zonder meer op een lijn kan worden gesteld met de in de wet voorziene, maar hier niet aan de verdachte gegeven mogelijkheid om de verdediging met de hem ter beschikking gestelde processtukken voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting voor te bereiden. In dat verband komt evenmin gewicht toe aan de door het Hof van belang geachte omstandigheid dat ter terechtzitting aan de verdachte de hem verweten gedragingen zijn voorgehouden in het bijzijn van een tolk. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 13 oktober 2009.