ECLI:NL:HR:2009:BI2153
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de gevangenisstraf in cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 6 april 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. J.M. Lintz, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel in verband met de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot dertien maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, wat inhoudt dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, omdat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van veertien maanden te verminderen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.H. Koster en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, besloten dat de bestreden uitspraak enkel op het punt van de strafoplegging wordt vernietigd en dat de straf wordt verminderd. De uitspraak is gedaan op 30 juni 2009.