ECLI:NL:HR:2009:BI2040
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Wijziging van kinderalimentatie na scheiding tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van de kinderalimentatie. De moeder heeft op 28 augustus 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Arnhem, waarin zij verzocht om de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee minderjarige kinderen te wijzigen. De moeder vroeg om de alimentatie vast te stellen op € 250,-- per kind per maand, met ingang van 1 september 2006. De vader heeft dit verzoek bestreden.
De rechtbank heeft na mondelinge behandeling en op basis van een tussenbeschikking van 2 januari 2007, waarin de vader werd opgedragen om gegevens over zijn inkomen te overleggen, bij eindbeschikking van 29 mei 2007 bepaald dat de vader € 70,-- per kind per maand aan de moeder moet betalen, met ingang van 1 september 2006. Het meer of anders verzochte werd afgewezen. De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem.
Het hof heeft op 29 januari 2008 de eindbeschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw beslist. Het hof wees het verzoek van de moeder tot wijziging van de alimentatie over de periode van 1 september 2006 tot 1 november 2006 af, maar bepaalde dat de vader vanaf 1 november 2006 tot 1 januari 2007 € 70,-- per kind per maand moet betalen, en vanaf 1 januari 2007 tot 1 september 2007 € 230,-- per kind per maand, en vanaf 1 september 2007 € 190,-- per kind per maand. Ook het meer of anders verzochte werd afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, zonder nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken op 10 juli 2009.