ECLI:NL:HR:2009:BI1371
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in een schietincident met DNA-bewijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1971, was betrokken bij een schietincident op 7 juni 2006 te Breda, waarbij hij met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten, mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verwerping van de door de verdachte opgeworpen besmettingstheorie door het Hof toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van zes jaren naar vijf jaren en acht maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de veroordeling in stand blijft, maar de straf is verlaagd.
De zaak is van belang vanwege de toepassing van DNA-bewijs en de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven voor de verwerping van de middelen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.