ECLI:NL:HR:2009:BI1371

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13162
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in een schietincident met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1971, was betrokken bij een schietincident op 7 juni 2006 te Breda, waarbij hij met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten, mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verwerping van de door de verdachte opgeworpen besmettingstheorie door het Hof toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van zes jaren naar vijf jaren en acht maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de veroordeling in stand blijft, maar de straf is verlaagd.

De zaak is van belang vanwege de toepassing van DNA-bewijs en de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven voor de verwerping van de middelen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer nr. 07/13162
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 oktober 2007, nummer 20/004787-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Limburg-Zuid, locatie De Geerhorst" te Sittard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 7 juni 2006 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, staande op korte afstand van [slachtoffer], met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op het lichaam van [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"In de nacht van 6 juni 2006 op 7 juni 2006, omstreeks 2.00 uur, ben ik alleen naar het NS-station te Breda gegaan. Daar aangekomen kwam ik "die jongen" tegen. Ik weet dat "die jongen" dagelijks op het centraal station te Breda komt en dat hij tevens regelmatig bij de daklozenopvang 't IJ in Breda verblijft. Wij, "die jongen" en ik, zijn samen vanaf het station naar de Terheijdenseweg gereden. Wij reden allebei op een fiets. Ter hoogte van "de banken" aan de Terheijdenseweg zei "die jongen" dat ik moest wachten. De jongen zou de fiets gaan verkopen en terug komen. Ik was moe en ben op de bank gaan liggen. Met "de banken" bedoel ik de bankjes bij het Baroniecollege. Na ongeveer een kwartier tot een half uur zag ik dat "de jongen" weer terug kwam. Op het moment dat ik "de jongen" aan zag komen ben ik van het bankje opgestaan. Ik zei: "He, je hebt de fiets nog steeds niet verkocht". Ik zag dat "de jongen" stopte maar hoorde dat hij niets zei. Op dat moment zag ik dat de jongen gezien vanuit mijn positie met zijn rug naar de school toe gekeerd stond. Zonder dat hij wat zei zag ik dat "de jongen" een klein model pistool op mij richtte. Ik hoorde een (1) knal. Op dat moment stond de jongen ongeveer 150 cm van mij vandaan. Kort daarop hoorde ik een tweede knal en voelde pijn in mijn borst. Ik zag dat "de jongen" wegliep in de richting van de school.
U vraagt mij naar het signalement van "de jongen"
Het signalement van de dader luidt als volgt:
Geslacht: man
Uiterlijk: antilliaans
Postuur: normaal tot krachtig
Ik schat de lengte op ongeveer tussen 1.80 en 1.90 meter
Ik schat de leeftijd op ongeveer tussen 25-30 jaar
Gelaat: Ik vond het een zogenaamd "ezel" gezicht als u hem ziet weet u wat ik bedoel
Snor: snor, niet vol van beharing
Kleding: zwartkleurige muts op zijn hoofd
Zwartkleurig jack met zwarte vierkanten en voorzien van capuchon. Onder linkse oksel gescheurd, waardoor witte voering van de jas te zien was.
Zwarte broek, geen spijker
Vervoermiddel: fiets, type mountainbike, kleur paars met meerdere kleuren
Ik wil graag medewerking verlenen aan een fotoconfrontatie: "Ja, ik zou die persoon meteen herkennen"."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"In het park ging de man weg en ik lag te pitten. Ongeveer 10 minuten later kwam dezelfde man terug. Ik weet 100% zeker dat het dezelfde man was die mij beschoten heeft. Ik herkende hem aan zijn gezicht."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Ik weet zeker dat het "die jongen" was en niemand anders. Die jongen heeft namelijk een typisch gezicht. Wat "die jongen" fout heeft gedaan is dat wanneer hij op mij richtte hij met zijn gezicht omhoog kwam waardoor ik zijn gezicht onder zijn capuchon kon zien en hem duidelijk herkende."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op vrijdag 9 juni 2006 reden wij, verbalisanten, in een burgerauto in burgerkleding over de Slingerweg te Breda. Wij, verbalisanten, waren belast met een onderzoek naar een geweldsdelict, waarbij iemand is beschoten met een vuurwapen. Wij, verbalisanten zijn vervolgens, zoals aangever aangaf, langs het daklozen- en verslaafdenopvang 't IJ, gereden. Wij, verbalisanten, zagen dat er ter hoogte van de daklozen- en verslaafdenopvang 't IJ een negroide manspersoon stond welke gekleed was in een zwarte gewatteerde jas, een spijkerbroek en een zwarte wollen muts droeg. Wij, verbalisanten, zagen dat deze persoon een normaal tot krachtig postuur had en verder in grote mate voldeed aan het door het slachtoffer opgegeven signalement.
De man bleek te zijn:
[verdachte],
Geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]
Op vrijdag 9 juni 2006 hebben wij, verbalisanten, genoemde [verdachte] staande gehouden. Wij zagen dat genoemde [verdachte] op een paarse mountainbike reed en de zwarte gewatteerde jas met capuchon aan had. Tevens bleek dat [verdachte] in zijn jaszak een zwarte wollen muts had."
e. een proces-verbaal van politie van een fotoconfrontatie, voor zover inhoudende:
"Op donderdag 15 juni 2006, tussen 13.00 uur en 15.00 uur, heb ik, verbalisant [verbalisant 1], een confrontatie gehouden, waarbij de getuige:
[Slachtoffer] werd geconfronteerd met 2 maal 9 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]. (confrontatie Al)
CONFRONTATIE A1
De getoonde fotoselectie is vastgelegd onder kenmerk "confrontatie A". De foto van de verdachte kwam daarbij op plaats nr. 6.
PROCES-VERBAAL Al
Hierbij verklaar ik, [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar, het volgende.
Op 15 juni 2006, om 14.30 uur toonde ik, verbalisant, die fotoselectie aan getuige [slachtoffer].
Terwijl de getuige naar de fotoselectie keek zag ik dat hij rustig de foto's bekeek.
De getuige verklaarde: "de persoon op foto nummer 6 is de verdachte" (het hof begrijpt: "die jongen" zoals verdachte de voorafgaande verklaringen door de getuige is geduid)."
f. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"[slachtoffer] en ik waren in de nacht van 7 juni 2006 ieder op een eigen fiets op weg naar Breda-Noord. [Slachtoffer] is degene die mij heeft gevraagd om met hem naar het park te gaan. Hij zei tegen mij dat hij moe was en wilde rusten. Ik ben alleen verder gegaan naar Breda-Noord."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op donderdag 8 juni 2006 bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], mij op de afdeling Intensive Care van het ziekenhuis Amphia lokatie Molengracht te Breda. Aldaar namen wij een aangifte op van een persoon genaamd [slachtoffer], welke het slachtoffer was geworden van een schietincident te Breda. Door ons werd aan het verplegend personeel van aangever gevraagd wie er in het bezit was van het patroon (het hof begrijpt: "kogel") dat uit het lichaam van het slachtoffer gekomen was. Op ons verzoek meldde zich de cardio thoracale chirurg genaamd [betrokkene 1] bij ons. Voornoemde chirurg overhandigde ons een doorzichtig potje met rood deksel met daarin een klein model patroon (het hof begrijpt: "kogel"). Voornoemd potje is vervolgens door mij, verbalisant [verbalisant 3], in beslag genomen ten behoeve van verder onderzoek."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben werkzaam als Cardiothoracaal chirurg binnen het Amphiaziekenhuis te Breda. Over de verwonding van de patiënt [slachtoffer] kan ik verklaren dat de kogel via de borstkas het lichaam is binnengegaan. Het is uitermate moeilijk om iemand op deze wijze te verwonden zonder dat er direct vitale delen binnen het hart geraakt worden. Wanneer de kogel ook maar een fractie van richting was veranderd waren er direct vitale delen binnen het hart geraakt en was de kans op overlijden groot. Er is dan sprake van een levensbedreigende situatie. De kans dat iemand ooit nog op een dergelijke wijze door een kogel wordt geraakt waarbij niet direct een levensbedreigende situatie ontstaat is echt zeer klein."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op donderdag 8 juni 2006 zijn wij, verbalisanten, een onderzoek in gaan stellen in het parkje gelegen tussen de Luikstraat, de Terheijdenseweg, Tuincentrum Intratuin en het terrein van het ROC West Brabant te Breda. In het parkje aan de zuidzijde van het ROC West Brabant staan langs een wandelpad een aantal bankjes. Volgens informatie zou het feit zich hebben afgespeeld bij het alleenstaande bankje bij een watertje. Wij, verbalisanten, troffen op deze aanwijzingen het betreffende bankje aan. Wij, verbalisanten zagen dat er op het wandelpad, voor dit bankje een koperkleurige patroonhuls lag. Deze patroonhuls is in beslag genomen."
j. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik, verbalisant [verbalisant 4], heb in het jaar 2001 in een onderzoek naar een schietpartij in de Joris Nempestraat te Breda genoemde [verdachte] verschillende keren als verdachte gehoord en kon mij herinneren dat verdachte in die tijd regelmatig bij een zus van hem in Breda verbleef. Deze zus betreft [betrokkene 2], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1] te Breda."
k. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [verdachte] zijn wij op vrijdag 9 juni gegaan naar het adres [a-straat 1] te Breda. Wij zagen dat de voordeur werd geopend door een man die zich voorstelde als de ex van de bewoonster, zijnde [betrokkene 3]. [Betrokkene 3] heeft (telefonisch) contact gezocht met zijn ex-vriendin. Ik kreeg vervolgens een vrouw aan de lijn die mij zei [betrokkene 2] te zijn. Ze deelde mij mede dat haar broer regelmatig in de woning verbleef, en er de dag er voor nog geweest was. Hij zou met name op de zolder verblijven."
l. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 9 juni 2006 vond er naar aanleiding van de aanhouding van [verdachte] een doorzoeking plaats op het adres [a-straat 1] te Breda. Onder de verdachte [verdachte] werd bij diens aanhouding een sleutelbos aangetroffen met daaraan drie sleutels. Door mij, verbalisant, werd gekeken of deze sleutels paste op een van de sloten van de woning [a-straat 1] te Breda. Ik, verbalisant zag dat een van de sleutels op het slot van de poort van de woning paste en dat met deze sleutel de poort geopend en afgesloten kon worden. Tevens zag ik dat de tweede sleutel van de sleutelbos op het slot van de achterdeur van de woning paste en dat met deze sleutel de achterdeur geopend en afgesloten kon worden. Tevens zag ik dat de derde sleutel van de sleutelbos op het slot van de schuur aan de achterzijde van de woning paste. Ik zag tevens dat de sleutel gewoon omgedraaid kon worden."
m. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 9 juni 2006 omstreeks heb, ik, verbalisant [verbalisant 5], naar aanleiding van een doorzoeking op het adres [a-straat 1] te Breda de hieronder vermelde sporendrager(s) veilig gesteld:
Omschrijving:
1. een pistool zwartkleurig, merkopschrift "P Beretta model 950b, kaliber 6.35 mm.
In de kamer van het pistool bevond zich een patroon. In de houder bevonden zich 4 patronen. Bedoeld pistool is door mij aangetroffen in een schuurtje, behorende bij voornoemde woning."
n. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben in de nacht van vrijdag 7 juni 2006 met de paarse mountainbike naar huis gefietst. Met huis bedoel ik het huis van mijn zus aan de [a-straat 1] in Breda. Ik ben via de voordeur naar binnen gegaan met de fiets en heb deze in de achtertuin gezet. Toen heb ik het vuurwapen in het schuurtje gelegd."
o. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende:
"Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Breda op 7 juni 2006.
TR nummer DNA nummer Omschrijving
003/001 DBA 724 een huls, aangetroffen op geasfalteerd pad
005/002 een kogel, operatief verwijderd uit het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer]
007/001 DBA734 een pistool, aangetroffen bij doorzoeking [a-straat 1]
007/002 DBA735 een patroon, afkomstig uit de kamer van het
pistool [007/001]
007/003 DBA736 een patroonhouder, afkomstig uit het pistool
[007/001]
007/004 DBA737 een patroon, afkomstig uit de patroonhouder
[007/003]
007/005 DBA738 een patroon, afkomstig uit de patroonhouder
[007/003]
007/005 DBA739 een patroon, afkomstig uit de patroonhouder
[007/003]
007/007 DBA740 een patroon, afkomstig uit de patroonhouder
[007/003]
Conclusie
- Het pistool [007/001] merk Beretta, model 950B nummer 37166, is bestemd en geschikt voor het semi-automatisch verschieten van een pistoolpatronen kaliber 6.35 mm Browning.
- De huls [003/001] is afkomstig van een pistoolpatroon kaliber 6.35 mm Browning, die mogelijk is verschoten met het pistool [007/001].
- De kogel [005/002] is zeer waarschijnlijk van het kaliber 6.35 mm Browning. Deze kogel is mogelijk afgevuurd uit de loop van het pistool [007/001]."
p. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. I.E.P.M. Blom, voor zover inhoudende:
"Ontvangen t.b.v. een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek:
TR-nummer Identiteitszegel Omschrijving
007/002 DBA735 een patroon
007/003 DBA736 een patroonhouder
Conclusie
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Van de bemonstering van het patroon [DBA735]#1 en [DBA736]#1 van de patroonhouder zijn (onvolledige) DNA-(meng)profielen verkregen die met elkaar overeenkomen en die afkomstig zijn van een man. Dit betekent dat dit celmateriaal afkomstig is van een onbekende man A.
DNA-databank
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van de patroon [DBA735]#1 is op 15 augustus 2006 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Bij deze vergelijkingen is een DNA-profiel gevonden dat gelijk is aan bovenstaande DNA-profielen en afkomstig is van een referentiemonster van een persoon uit één zaak. Deze gelijke DNA-profielen zijn geregistreerd onder profielclusternummer 6213. Voor de gegevens van deze zaak wordt verwezen naar de bijlage met de gegevens van profielcluster 6213.
Profielcluster 6213
Overzicht van de met elkaar overeenkomende DNA-profielen welke bij het NFI geregistreerd staan onder profielcluster 6213.
NFI-zaaknummer: 2005.05.18.049
Stuk van overtuiging: referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1971)
Delict: DNA veroordeelde
Frequentie DNA-profiel: minder dan 1 op 1 miljard
NFI-zaaknummer: 2006.06.26.169
Stuk van overtuiging: patroon
Identiteitszegel: DBA735#1
Delict: schietincident
Soort DNA-profiel: volledig powerplex DNA-profiel
Frequentie DNA-profiel: minder dan 1 op 1 miljard"
q. een deskundigenrapport van dr. I.E.P.M. Blom, voor zover inhoudende:
"Naar aanleiding van de zoekactie in de DNA-databank blijkt dat de DNA-profielen van bovengenoemd sporenmateriaal overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte]. Dit betekent dat het celmateriaal in bovengenoemde bemonsteringen afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte]. M.a.w. dat de onbekende man A de verdachte [verdachte] kan zijn."
r. een deskundigenrapport van dr. I.E.P.M. Blom, voor zover inhoudende:
"Van het referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte] is door het NFI een DNA-profiel vervaardigd met het SGM+DNA-analysesysteem. Van alle onderzochte loci zijn de DNA-kenmerken bepaald evenals het geslachtskenmerk. In dit geval is dus sprake van een volledig SGM+DNA-profiel. Van het celmateriaal op het patroon [DBA735]#1 is een DNA-profiel vervaardigd met het Powerplex DNA-analysesysteem. Daaruit blijkt dat het SGM+DNA-profiel van het referentiemonster van de verdachte [verdachte] matcht met het Powerplex DNA-profiel van het celmateriaal op het patroon [DBA735]#1. Dit betekent dat het celmateriaal op de patroon afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte].
De match is gebaseerd op de DNA-kenmerken van zeven loci. De berekende frequentie van de combinatie van deze DNA-kenmerken is minder dan 1 op 1 miljard. Dit betekent dat de kans dat een willekeurig gekozen man een DNA-profiel heeft dat matcht met deze zeven DNA-kenmerken minder dan 1 op 1 miljard is."
3.4. Het Hof heeft omtrent het bewijs daarnaast nog het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op het patroon [DBA735]#1 heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep de zogenoemde besmettingstheorie bepleit. Het DNA-materiaal zou op grond van deze theorie bij het openmaken van de kamer of het verwijderen van de patroon terecht kunnen zijn gekomen in de kamer en dus ook op het patroon. Het hof verwerpt deze theorie, nu het tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat op de wijze zoals beschreven door brigadier [verbalisant 5] (het uit de kamer verwijderen van een patroon uit een semi-automatisch wapen) DNA-materiaal van verdachte op het patroon terecht is gekomen. Dat de andere aangetroffen patronen in het pistool geen DNA-materiaal van verdachte bevatten, doet aan het vorenstaande niet af."
3.5. Blijkens de toelichting ziet het middel op het volgende onderdeel van het pleidooi:
"De verdediging stelt voorop dat het niet vreemd is dat [slachtoffer] [verdachte] aanwijst als de schutter. [Slachtoffer] was met [verdachte] op stap en de schutter heeft hetzelfde postuur, dezelfde soort kleding en bovenal dezelfde fiets. De verdediging vermoedt dat [slachtoffer] in zijn beschrijving van de schutter zowel kenmerken van [verdachte], als die van de schutter geeft.
Zonder problemen kan de verdediging een enorme boom opzetten over de (on)betrouwbaarheid van [slachtoffer]: zijn psychiatrisch verleden, zijn lage IQ (p.99), de enorme hoeveelheid drank die hij volgens eigen zeggen de voorafgaande dag had gedronken (p.58), het coke-gebruik (p.58), hij was moe (p. 51), hij heeft in het park liggen pitten (p.59), dit alles maakt het waarnemingsvermogen van [slachtoffer] zachtgezegd niet optimaal. Ook de manier waarop [slachtoffer] zegt dat is geschoten - enkel na het eerste schot, waarbij [slachtoffer] niet is geraakt komt een huls uit het wapen (p.53) - kan niet kloppen zo blijkt uit het technisch onderzoek op het wapen.
(...)
Conclusie: Vrijspraak"
3.6. In de verwerping door het Hof van de door de verdachte opgeworpen besmettingstheorie ligt de weerlegging besloten
van het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn en dat deze een ander voor de verdachte moet hebben aangezien. Art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv noopte het Hof niet de bestreden uitspraak in dit opzicht nader te motiveren.
3.7. Het middel faalt.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis.
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijf jaren en acht maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.