ECLI:NL:HR:2009:BI1014
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over medeplichtigheid bij hennepteelt in Rotterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1948, was beschuldigd van medeplichtigheid aan de teelt van hennepplanten in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Het Hof had vastgesteld dat een onbekend gebleven persoon op 13 april 2004 in het pand 1440 hennepplanten had aangetroffen. De verdachte had een huurovereenkomst afgesloten voor het pand, wat leidde tot de beschuldiging dat hij opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de hennepteelt.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaringen, die stelden dat de verdachte 'opzettelijk gelegenheid heeft verschaft', niet zonder meer konden worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad vond dat de bestreden uitspraak niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte geen kennis had van de hennepteelt, maar het Hof had deze lezing als ongeloofwaardig verworpen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij de vaststelling van medeplichtigheid en de noodzaak voor de rechter om de bewezenverklaringen adequaat te onderbouwen. De zaak illustreert ook de complexiteit van strafzaken waarbij de rol van de verdachte in de context van georganiseerde criminaliteit moet worden vastgesteld.