ECLI:NL:HR:2009:BI0537
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift inzake inbeslaggenomen voorwerpen
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een klaagschrift dat is ingediend door de klager, geboren in 1969 en domicilie kiezende te Rotterdam. Het klaagschrift, ingediend door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt, betreft de opheffing van een beslag dat op 22 en 23 april 2004 is gelegd op geldbedragen van in totaal € 632.920,00. De klager heeft verzocht om teruggave van een geldbedrag van € 616.332,00, maar de rechtbank te Haarlem heeft op 22 november 2007 geoordeeld dat het klaagschrift niet ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming moet worden ingediend indien er geen vervolging is ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze beschikking behandeld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een vervolgde zaak in de zin van artikel 552a, derde lid, Sv, omdat de strafzaak tegen de klager is geseponeerd zonder dat een rechter betrokken was. Dit betekent dat het klaagschrift niet binnen de gestelde termijn is ingediend, wat leidt tot de conclusie dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en verwerpt het beroep. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juli 2009.