ECLI:NL:HR:2009:BI0537

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00285 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift inzake inbeslaggenomen voorwerpen

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een klaagschrift dat is ingediend door de klager, geboren in 1969 en domicilie kiezende te Rotterdam. Het klaagschrift, ingediend door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt, betreft de opheffing van een beslag dat op 22 en 23 april 2004 is gelegd op geldbedragen van in totaal € 632.920,00. De klager heeft verzocht om teruggave van een geldbedrag van € 616.332,00, maar de rechtbank te Haarlem heeft op 22 november 2007 geoordeeld dat het klaagschrift niet ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming moet worden ingediend indien er geen vervolging is ingesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze beschikking behandeld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een vervolgde zaak in de zin van artikel 552a, derde lid, Sv, omdat de strafzaak tegen de klager is geseponeerd zonder dat een rechter betrokken was. Dit betekent dat het klaagschrift niet binnen de gestelde termijn is ingediend, wat leidt tot de conclusie dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag.

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en verwerpt het beroep. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juli 2009.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 08/00285 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van Rechtbank te Haarlem van 22 november 2007, nummer RK 07/971, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[De klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, domicilie kiezende te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2.1. Het middel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in diens beklag.
2.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 31 juli 2007 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. M.R. Kok, advocaat, ingediend klaagschrift, gedateerd 31 juli 2007, van [klager], klager, geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], domicilie kiezende te (3011 XA) Rotterdam, Bierstraat-125, ten kantore van mr. Kok, voornoemd.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van een geldbedrag ad € 616.332,00 en de daarover verkregen rente.
(...)
2. Ontvankelijkheid
Op grond van het betrekkelijke strafdossier is komen vast te staan, dat:
- op 22 en 23 april 2004 op rechtmatige wijze onder klager geldbedragen van € 626.900,00 respectievelijk
€ 6.020,00 in beslag zijn genomen tot een totaalbedrag ad € 632.920,00;
- de officier van justitie bij brief van 18 juli 2007 aan de raadsman van klager heeft bericht, dat de strafzaak tegen klager zal worden geseponeerd (code 43, oud feit).
Artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering bepaalt, zakelijk weergegeven en voorzover te dezen van belang:
1. De belanghebbenden kunnen zich beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen.
3. Het klaagschrift wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen ingediend ter griffie van het gerecht van feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
4. Indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld wordt het klaagschrift zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming ingediend ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de inbeslagname is geschied.
Het voorgaande kan niet leiden tot een andere conclusie dan dat het onderhavige klaagschrift niet binnen de in het vierde lid van artikel 552a Sv gestelde termijn is ingediend.
Mitsdien behoort te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift."
2.3. Van een vervolgde zaak in de zin van art. 552a, derde lid, Sv is geen sprake indien een zaak, zonder dat een rechter in de zaak betrokken is, met een sepot is geëindigd. In een dergelijk geval is sprake van een situatie waarin geen vervolging is ingesteld zoals bedoeld in art. 552a, vierde lid, Sv. In een geval als het onderhavige moet een klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming zijn ingediend (vgl. HR 15 april 2008, LJN BC9406, NJ 2008, 250). Het oordeel van de Rechtbank geeft derhalve geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009.