ECLI:NL:HR:2009:BI0464

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11570
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over achterstallig loon en procesgang in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de uitbetaling van achterstallig loon. [Verweerder] heeft op 21 februari 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, waarbij hij een bedrag van € 86.218,24 bruto en € 24.303,55 bruto aan achterstallig loon eiste, met rente en kosten. De rechtbank heeft de zaak op 24 juli 2002 naar de kantonrechter te Amsterdam verwezen. Na verschillende tussenvonnissen, waaronder van 4 oktober 2002, 21 februari 2003, 6 juni 2003 en 6 februari 2004, heeft de kantonrechter op 21 januari 2005 de vorderingen van [verweerder] afgewezen.

[Verweerder] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 10 mei 2007 het hoger beroep van [verweerder] tegen de vonnissen van 21 februari 2003 en 6 juni 2003 niet-ontvankelijk verklaard, het vonnis van 6 februari 2004 bekrachtigd en het vonnis van 21 januari 2005 vernietigd. Het hof heeft de vordering van [verweerder] alsnog toegewezen. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 1.207,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 12 juni 2009 door de raadsheren O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

12 juni 2009
Eerste Kamer
07/11570
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.D. Boetje,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 21 februari 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] een bedrag van € 86.218,24 bruto te voldoen ingevolge de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2002 alsmede een bedrag van € 24.303,55 bruto aan achterstallig loon vanaf 1 oktober 2001 tot 15 februari 2002, met rente en kosten.
Nadat de rechtbank de zaak bij rolbeslissing van 24 juli 2002 naar de kantonrechter te Amsterdam had verwezen, heeft [eiser] de vordering bestreden.
Na tussenvonnissen van 4 oktober 2002, 21 februari 2003, 6 juni 2003, 6 februari 2004 en verder processueel debat, heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 21 januari 2005 de vorderingen van [verweerder] afgewezen.
Tegen de vonnissen van 21 februari 2003, 6 juni 2003, 6 februari 2004 en 21 januari 2005 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 10 mei 2007 heeft het hof [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vonnissen van 21 februari 2003 en 6 juni 2003, het vonnis van 6 februari 2004 bekrachtigd, het vonnis van 21 januari 2005 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [verweerder] alsnog toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.207,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 juni 2009.