ECLI:NL:HR:2009:BI0463

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; beëindiging huurovereenkomst en ontruimingsdatum

In deze zaak gaat het om de beëindiging van een huurovereenkomst tussen [eiser] en Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V. Shell heeft op 23 april 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, sector kanton, met de vordering om de datum vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen en de ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft op 29 december 2004 geoordeeld dat de huurovereenkomst eindigt op 1 juli 2005 en dat [eiser] in de periode tussen de beëindiging en de feitelijke ontruiming de gebruikelijke maandelijkse vergoeding aan Shell moet betalen. Hiertegen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 februari 2006 een incidentele vordering van Shell tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van de kantonrechter heeft afgewezen. Het hof heeft op 16 augustus 2007 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Tegen dit eindarrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor zover het hof heeft nagelaten een nieuwe datum te bepalen voor de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het cassatieberoep verworpen, maar heeft wel een nieuwe datum vastgesteld waarop de huurovereenkomst eindigt, namelijk 30 september 2009, en dat [eiser] uiterlijk op die datum het gehuurde moet ontruimen. Tevens is [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

29 mei 2009
Eerste Kamer
08/00203
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Brandt,
t e g e n
SHELL NEDERLAND VERKOOPMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. M. Ynzonides, thans mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Shell.
1. Het geding in feitelijke instanties
Shell heeft bij exploot van 23 april 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd,
- de datum vast te stellen waarop de huurovereenkomst tussen partijen zal eindigen;
- de datum van ontruiming van het gehuurde vast te stellen;
- te bepalen dat [eiser] in de periode gelegen tussen de beëindiging van de overeenkomst en de feitelijke ontruiming gehouden is de gebruikelijke verschuldigde maandelijkse vergoeding aan Shell te betalen.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na op 19 november 2004 een comparitie te hebben gehouden, bij vonnis van 29 december 2004 bepaald, kort gezegd, dat de bestaande huurovereenkomst zal eindigen op 1 juli 2005, dat op deze datum de bedrijfsruimte dient te zijn ontruimd en dat [eiser] in de periode gelegen tussen de beëindiging van de overeenkomst en de feitelijke ontruiming gehouden is de gebruikelijke verschuldigde maandelijkse vergoeding aan Shell te betalen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Shell heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 9 februari 2006 heeft het hof een incidentele vordering van Shell tot uitvoer-baarverklaring bij voorraad van het vonnis van de kantonrechter afgewezen.
Na memoriewisselingen en na mondelinge behandeling heeft het hof bij eindarrest van 16 augustus 2007 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Shell heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Shell mede door mr. J. van der Beek, advocaat te 's-Gravenhage.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover het hof heeft nagelaten een nieuwe datum te bepalen waarop de huurovereenkomst eindigt en waarop het gehuurde door de huurder moet zijn ontruimd en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende: tot vaststelling van die datum, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 april 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de datum waarop de kantonrechter het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum bepalen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt op 30 september 2009 en dat [eiser] uiterlijk op die datum het gehuurde dient te ontruimen;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Shell begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 mei 2009.