ECLI:NL:HR:2009:BI0456
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de belastingheffing van voordeel uit ter beschikking gestelde auto na beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die is opgelegd aan de erfgenamen van X voor het jaar 2005. De Inspecteur had een voordeel uit een ter beschikking gestelde auto van de voormalige werkgever van X tot het belastbare inkomen gerekend. De erfgenamen maakten bezwaar tegen deze aanslag, wat leidde tot een procedure bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat erflater in 2005 niet meer als werknemer kon worden aangemerkt, en dat het voordeel uit de ter beschikking gestelde auto niet als loon uit een vroegere dienstbetrekking kan worden beschouwd. De Hoge Raad stelt vast dat het voordeel uit de auto, die door de werkgever ter beschikking was gesteld, wel degelijk tot het belastbare inkomen behoort. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond, waardoor de aanslag in stand blijft.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964, met name in gevallen waarin een werknemer na beëindiging van zijn dienstverband nog voordelen geniet uit door de werkgever ter beschikking gestelde zaken. De Hoge Raad benadrukt dat de wetgever geen inhoudelijke wijzigingen heeft beoogd met de invoering van de Wet IB 2001 ten opzichte van de eerdere wetgeving.