2.2. De bestreden uitspraak houdt in:
"4. De bevoegdheid van de rechtbank
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich geplaatst ziet, is de vraag of het onderhavige verzoek dient te worden beoordeeld op grond van de Uitleveringswet (UW), dan wel op grond van de Overleveringswet (OLW). Indien dat laatste het geval is, is de rechtbank Maastricht niet bevoegd over het verzoek te beslissen.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de OLW is gebaseerd op het Kaderbesluit van 13 juni 2002 (2002/584/JBZ). De OLW is op 12 mei 2004 in werking getreden. Het eerste lid van artikel 74 van de OLW bepaalt in de aanhef onder andere dat de OLW in de relatie met de lidstaten van de Europese Unie in de plaats van de UW treedt. Volgens het tweede lid van artikel 74 OLW blijft het eerste lid van artikel 74 OLW buiten toepassing in relatie tot een andere lidstaat 'voorzover en voorzolang' die andere lidstaat niet de maatregelen heeft genomen die noodzakelijk zijn om aan dat ten grondslag ligt aan de overleveringsprocedure te voldoen.
In Italië is de implementatie van het Kaderbesluit in werking getreden op 14 mei 2005. De bestaande regelgeving verschaft geen expliciet uitsluitsel over de vraag of de UW van toepassing blijft op een lopende procedure op het moment dat beide Staten het Kaderbesluit geïmplementeerd hebben. De strikte bewoordingen van artikel 74, tweede lid, van de OLW 'voorzover en voorzolang' duiden er naar het oordeel van de rechtbank echter op dat de Nederlandse wetgever tussen lidstaten van de Europese Unie uitleveringsregelingen slechts gehandhaafd wilde zien, voor zover strikt noodzakelijk. Dit strookt ook met de doelstellingen van het Kaderbesluit, zoals onder andere verwoord in punt 5 van de considerans van het Kaderbesluit: een oplossing te vinden voor de complexiteit en het tijdverlies die inherent zijn aan de huidige uitleveringsprocedures. De rechtbank is derhalve van oordeel dat vanaf het moment dat ook in Italië de implementatie van het Kaderbesluit in werking is getreden, het verzoek tot uitlevering beoordeeld dient te worden op grond van de OLW. Te meer nu uit aanvullende stukken die vanuit Italië zijn ontvangen is gebleken dat de onderzoeksrechter van de rechtbank van Reggio Calabria op 25 mei 2005 Europese Aanhoudingsbevelen heeft doen uitgaan ten laste van (onder andere) [betrokkene 2] en [de opgeëiste persoon]. De rechtbank concludeert hieruit dat ook de Italiaanse autoriteiten de overleveringsprocedure toegepast willen zien.
Dit alles overwegende komt de rechtbank daarom tot de slotsom dat zij in deze onbevoegd is. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de bespreking van de verweren van de raadsman van [de opgeëiste persoon]. Evenmin komt de rechtbank om die reden toe een beslissing te nemen over de vordering tot gevangenhouding.
5. De beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd."