ECLI:NL:HR:2009:BH9945
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van het proces-verbaal door onjuiste ondertekening in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie door de verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De advocaat van de verdachte, mr. V.G. Kraal, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 29 december 1998 niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering is vastgesteld en ondertekend. Dit artikel vereist dat het proces-verbaal door de voorzitter of een van de rechters die over de zaak heeft geoordeeld, en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend. In dit geval was het proces-verbaal ondertekend door de fungerend voorzitter, mr. B.F. de Poorter, in plaats van de vereiste functionarissen, wat leidt tot de conclusie dat het proces-verbaal rechtskracht mist.
Het verzuim in de ondertekening is onherstelbaar, wat betekent dat het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak nietig zijn. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen in het strafrecht, met name de noodzaak van correcte ondertekening van processtukken om rechtsgeldigheid te waarborgen.