ECLI:NL:HR:2009:BH9936

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00831
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 4 juli 2005 op de Rijksweg A59, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Ford Mondeo, met een snelheid van 140 km/u reed. De verdachte had zijn aandacht gedurende enige tijd niet op de weg gericht, wat leidde tot een aanrijding met een Suzuki Baleno. De bestuurder en een inzittende van de Suzuki kwamen bij deze aanrijding om het leven. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de conclusie dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De Hoge Raad beoordeelt het cassatieberoep van de verdachte, die stelt dat het oordeel van het Hof onjuist en onvoldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat de verdachte zijn aandacht niet op de weg had gericht en niet tijdig had gereageerd op de situatie. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof getuigt van een juiste rechtsopvatting en dat de motivering toereikend is.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 16 juni 2009 door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.

Uitspraak

16 juni 2009
Strafkamer
nr. S 08/00831
AGE
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 juli 2007, nummer 20/002904-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel is gericht tegen 's Hofs oordeel dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 4 juli 2005 te Den Hout, gemeente Oosterhout als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A59, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam rijdend met dat door hem bestuurde motorrijtuig over de rechterrijstrook van de door hem gevolgde rijbaan van die Rijksweg A-59, richting knooppunt Zonzeel, met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur terwijl vóór hem over voormelde rijstrook de bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Suzuki) reed in dezelfde richting als hij, verdachte, zijn aandacht gedurende enige tijd niet op het vóór hem gelegen rijbaangedeelte van die weg te richten, en dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende naar links te sturen, teneinde voormeld motorrijtuig met veilige tussenruimte te passeren,
waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met meergenoemd motorrijtuig, tengevolge waarvan laatstgenoemd motorrijtuig in schuin voorwaartse richting werd verplaatst en in botsing is gekomen met de rechts naast de rijbaan van die weg geplaatste vangrail, waardoor
- de bestuurder van dat motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood, en
- een inzittende van dat motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 2], werd gedood."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben vandaag terug gereden over de A15. Ik reed in een Ford Mondeo, voorzien van het kenteken [AA-00-AA]. Ik had de cruisecontrol op 140 km per uur gezet. Ik zat omstreeks 16.45 uur in de auto. Ik reed een parkeerplaats aan de rechterzijde van de weg voorbij. Ik reed op het rechter spoor. Ik zag een grote vrachtwagen staan. De vrachtwagen blokkeerde de uitrit van de parkeerplaats. De vrachtwagen stond met de cabine op de uitrit. Toen ik weer terug keek, vooruit, kon ik niet meer om die andere auto heen. Hij was er opeens. Deze auto heb ik van tevoren niet gezien. Toen ik de auto zag, was ik er nog 10 à 20 meter vandaan. Ik raakte hem met de punt van mijn auto, op zijn achterkant."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik weet nog dat de vrachtwagen heel lang was. De aanrijding was net voorbij het viaduct. Ik was even afgeleid door de vrachtwagen."
c. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Op 4 juli 2005 kwam ik vanuit mijn werk. Terwijl ik het benzinestation passeerde zag ik een vrachtwagen staan. Deze trok mijn aandacht en ik heb even naar rechts gekeken. Toen ik weer op de weg keek, zag ik een auto voor mij rijden. Deze heb ik geraakt. Ik reed toen ongeveer 140 kilometer per uur. Ik weet dat ik fout ben geweest. Ik weet dat rijden met een snelheid van 140 kilometer per uur te hard is."
d. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Maandag 4 juli 2005 was een mooie dag. Er was niets bijzonders op de weg. Ik had mijn cruisecontrol ingesteld op 140 kilometer per uur. Ik weet dat op die weg de A59 slechts een snelheid van 120 kilometer per uur is toegestaan. Op een bepaald moment heb ik naar rechts opzij gekeken. Ik ken die weg - Rijksweg A59 - goed omdat ik daar vaker rijd. Een stukje vóór een viaduct is een tankstation met parkeerplaats gelegen. Daar stond een vrachtwagen met een gigantische lading, die mijn aandacht trok. Ik keek even naar de vrachtwagen. Toen ik vervolgens weer recht vooruit keek zag ik plotseling de auto van de latere slachtoffers. Ik probeerde nog uit te wijken maar dat ging niet meer. Hun auto reed tegen de vangrail en ging vervolgens schuiven. Mijn auto is ook gaan rollen. In de andere auto zat een ouder echtpaar. De man is ter plekke overleden, de vrouw enkele weken later.
Zij zijn als gevolg van dit ongeval overleden. Hun auto, een Suzuki, reed op dezelfde weghelft als ik. Ik zag die auto pas op het moment dat ik weer naar voren keek. Dat was vlak voorbij het viaduct. Als ik recht vooruit was blijven kijken dan zou ik hem hebben moeten zien. Ik reed ten tijde van het ongeval 140 km per uur. Dat was te hard; dat heb ik ook toegegeven."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Het ongeval vond plaats op maandag 4 juli 2005 omstreeks 17.55 uur. Een Ford Mondeo botste op de Rijksweg A59 met de voorzijde tegen de achterzijde van een Suzuki Baleno, die in dezelfde richting op dezelfde rijstrook reed. De beide inzittenden van de Suzuki kwamen ten gevolge van het opgelopen letsel om het leven. (pagina 3 proces-verbaal.)
De Ford botste op de rechterrijstrook met de voorzijde tegen de achterzijde van de Suzuki. Het ongeval had plaatsgevonden op de rechterrijstrook van de noordelijke rijbaan van de Rijksweg A59, gelegen buiten de bebouwde kom van Den Hout, in de gemeente Oosterhout. (pagina 4 proces-verbaal.)"
2.4. Blijkens de gemotiveerde bewezenverklaring heeft het Hof, niet onbegrijpelijk, vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een personenauto, terwijl hij, gebruikmakend van de cruisecontrol, met een snelheid van 140 km/u reed over de rechterrijstrook van de door hem gevolgde rijbaan van de Rijksweg A59, zijn aandacht gedurende enige tijd niet op het vóór hem gelegen rijbaangedeelte van de weg heeft gericht en dat hij zijn auto niet tijdig en niet voldoende naar links heeft gestuurd teneinde een voor hem rijdende personenauto met veilige tussenruimte te kunnen passeren. Het oordeel van het Hof dat de verdachte aldus in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en dat het plaatsgevonden verkeersongeval aan zijn schuld in de zin van art. 6 WVW 1994 is te wijten, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 juni 2009.