ECLI:NL:HR:2009:BH9799

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12274
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onverschuldigde betaling en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen eiser A, eiseres B en eiseres C aan de ene kant, en verweerder aan de andere kant. Verweerder heeft eiser c.s. gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd dat het door hem op 15 mei 2000 overgemaakte bedrag van ƒ 135.000,-- onverschuldigd is betaald. Subsidiair vorderde hij dat de overeenkomst inzake de participatie door een brief van 23 maart 2005 is ontbonden, en meer subsidiair dat de tussen partijen op 11 april 2001 gesloten overeenkomsten nietig zijn, althans vernietigbaar. Eiser c.s. hebben de vorderingen bestreden, maar de rechtbank heeft bij vonnis van 28 december 2005 de vorderingen afgewezen. Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, waar hij zijn eis heeft gewijzigd. Het hof heeft op 8 mei 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigd en eiseres B veroordeeld om aan verweerder te betalen een bedrag van € 61.230,33, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser c.s. hebben cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiser c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2009.

Uitspraak

3 april 2009
Eerste Kamer
07/12274
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van
1. [Eiser A],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres B],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Eiseres C ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS in cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder]
1. Het geding in feitelijke instanties
[verweerder] heeft bij exploot van 30 juni 2005 [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd, kort gezegd;
- te verklaren voor recht dat het door [verweerder] op 15 mei 2000 overgemaakte bedrag van ƒ 135.000,-- onverschuldigd is betaald, subsidiair te verklaren voor recht dat de overeenkomst inzake de participatie door een brief van 23 maart 2005 is ontbonden, meer subsidiair dat de tussen partijen op 11 april 2001 gesloten overeenkomsten nietig zijn, althans vernietigbaar, alsmede in het laatste geval de betreffende overeenkomsten te vernietigen.
- [eiser] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [verweerder] te restitueren het door [verweerder] overgemaakte bedrag van ƒ 135.000,-- (€ 61.260,33), vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen te hebben gehouden, bij vonnis van 28 december 2005 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. In de appeldagvaarding heeft hij zijn eis in zoverre gewijzigd dat hij niet langer vordert [eiser] c.s. te veroordelen tot restitutie van het door [verweerder] overgemaakte bedrag, maar tot betaling van genoemd bedrag.
Bij arrest van 8 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiseres B] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 61.230,33 (ƒ 135.000,--), vermeerderd met de wettelijke rente daarover van 10 april 2005 tot de dag van betaling en de vorderingen van [verweerder] voor het overige ontzegd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 april 2009.