ECLI:NL:HR:2009:BH9154

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12757
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betaling van openstaande facturen en de beoordeling van middelen

In deze zaak heeft [verweerder] op 16 maart 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Almelo, met de eis om een bedrag van € 23.790,91 te betalen, vermeerderd met contractuele vertragingsrente. [Eiser] heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank, na een tussenvonnis op 12 mei 2004, bij eindvonnis van 15 september 2004 [eiser] heeft veroordeeld tot betaling van € 17.201,80, vermeerderd met wettelijke rente over € 16.421,80. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft na twee tussenarresten op 18 juli 2006 en 13 maart 2007, bij eindarrest van 12 juni 2007, het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van € 5.684,45, met wettelijke rente vanaf 16 maart 2004.

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij [verweerder] verstek heeft laten verlenen. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht en gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van [verweerder]. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

5 juni 2009
Eerste Kamer
07/12757
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder], h.o.d.n. [A],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 16 maart 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Almelo en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 23.790,91, vermeerderd met de contractuele vertragingsrente ad 2% per maand over € 20.687,75.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 12 mei 2004, bij eindvonnis van 15 september 2004 [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 17.201,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 16.421,80.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na het wijzen van twee tussenarresten op 18 juli 2006 en 13 maart 2007, heeft het hof bij eindarrest van 12 juni 2007 het vonnis van de rechtbank van 15 september 2004 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 5.684,45, met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2004.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van 13 maart 2007 en 12 juni 2007 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 3 april 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 juni 2009.