ECLI:NL:HR:2009:BH8670

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en schadevordering huurders wegens gederfd huurgenot

In deze zaak hebben de eisers, [Eiser 1] en [Eiser 2], beiden wonende te [woonplaats], de AMSTERDAMSCHE COÖPERATIEVE WONINGVEREENIGING "SAMENWERKING" B.A. gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. De eisers vorderden dat de rechtbank zou verklaren dat Samenwerking toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om hen het ongestoorde huurgenot te verschaffen, en dat Samenwerking aansprakelijk is voor de schade en gemaakte kosten. De eisers vorderden specifieke schadebedragen van € 2.929,83 voor [Eiser 1], € 2.021,72 voor [Eiser 2], en € 788,-- voor hen beiden. De kantonrechter heeft de vordering echter afgewezen in een vonnis van 3 juni 2005. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 maart 2007 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 12 juni 2009 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn begroot op nihil aan de zijde van Samenwerking. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

12 juni 2009
Eerste Kamer
07/11445
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
de AMSTERDAMSCHE COÖPERATIEVE WONINGVEREENIGING "SAMENWERKING" B.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], respectievelijk Samenwerking.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eisers] hebben bij exploot van 23 juli 2004 Samenwerking gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd,
- voor recht te verklaren dat Samenwerking vanaf 1997 toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting [eisers] het ongestoorde huurgenot te verschaffen, en dat Samenwerking dientengevolge jegens [eisers] aansprakelijk is voor de schade en de gemaakte kosten;
- Samenwerking te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 2.929,83, aan [eiser 2] van een bedrag van € 2.021,72 en aan [eisers] van een bedrag van € 788,--.
Samenwerking heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na mondelinge behandeling, bij vonnis van 3 juni 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eisers] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 8 maart 2007 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Samenwerking is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eisers] heeft op 16 april 2009, derhalve te laat, schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Samenwerking begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 juni 2009.