5.3. Uit de stukken van het dossier waarover de Hoge Raad de beschikking heeft, kan ten aanzien van het bewijs van het onder 1 en 2 tenlastegelegde - zakelijk weergegeven - het volgende worden afgeleid.
(i) Aangever [betrokkene 2], chauffeur van een regiodirecteur van de ABN-AMRO bank genaamd [betrokkene 3], heeft het volgende verklaard. Op 7 september 2003, omstreeks 22.45 uur bevond hij zich op de Nieuwe Spiegelstraat te Amsterdam in een personenauto, een blauwe BMW 525 voorzien van het kenteken [AA-00-BB], en was aan het wachten op zijn baas, [betrokkene 3]. Hij had het raam van het bestuurdersportier open en de portieren waren niet afgesloten. Omstreeks 23.15 uur hoorde hij dat iemand, die aan de bestuurderskant van de BMW stond tegen hem zei: "Ga naar achteren, Ga naar achteren." Hij zag en voelde dat de persoon naast de BMW een pistool door het raam stak en de loop van dit pistool tegen zijn lip hield. Tegelijkertijd hoorde hij dat twee personen de BMW instapten en dat ze op de achterbank plaats namen. Hij is vervolgens tussen de voorstoelen door op de achterbank gaan zitten. Hij voelde dat hij hierbij bij zijn colbert werd vastgepakt en in het midden op de achterbank werd getrokken. De mannen zeiden dat hij zijn hoofd naar beneden moest doen. Zij duwden hem hierbij naar beneden. Hij zag dat de man die even tevoren het pistool op hem gericht hield op de bestuurdersstoel ging zitten. In totaal zaten er drie vreemde mannen bij hem in de auto. Eén achter het stuur en twee aan weerszijden van hem op de achterbank. Hij had de sleutels nog in het contact zitten. Hij zag en hoorde dat de man op de bestuurdersstoel de BMW startte en dat hij wegreed. Hij moest naar beneden blijven kijken. Tijdens de rit werd hem, in de Nederlandse taal, gesommeerd om zijn zakken te legen. Hij deed dit. Hij haalde vier pasjes uit zijn linker vestzakje: een airmilespasje, een ANWB pasje, een creditcard en een bankpas van de ABN-AMRO. Hij moest de pasjes aan de man links naast hem geven. Ook gaf hij uit zijn linker binnen colbertzak zijn rijbewijs en kentekenbewijs van zijn privéauto. Uit zijn rechter broekzak haalde hij € 110,- en gaf die ook af. De mannen zeiden dat als hij meewerkte hij het er levend vanaf zou brengen. Hij zag en voelde dat de persoon die links van hem zat ook een pistool had. Hij voelde namelijk dat deze het pistool met de loop tegen zijn nek aanhield. Tijdens de rit spraken alle drie de mannen met elkaar in een andere taal. Hij herkende die taal als Surinaams of Antilliaans. Hij heeft dan ook het vermoeden dat deze mannen van Antilliaanse of Surinaamse afkomst zijn. Tussendoor hebben zij alleen Nederlands gesproken als zij tegen hem spraken. Na een rit van ongeveer drie kwartier werd hem het volgende verteld: "We gaan ergens pinnen. Geen rare dingen doen. Als je leven je lief is dan doe je geen rare dingen. Op het moment dat ze bij een pinautomaat waren, moest hij uitstappen. De bestuurder en de man die rechts van hem zat gingen met hem mee naar de pinautomaat. De man die links van hem zat, bleef in de auto zitten. Het was een klein stukje lopen van de auto naar de pinautomaat. De mannen zeiden dat hij op beide bankpasjes zoveel mogelijk moest gaan pinnen. Hij voldeed hieraan. Hij merkte dat beide mannen ongeveer twee stappen achter hem gingen staan. Hij kon maximaal vierhonderd euro pinnen op zijn creditcard en heeft dit ook gedaan. Toen het geld uit de automaat kwam hoorde hij dat de man achter hem zei: "Het geld aan mij geven en niet omdraaien. En daarna het andere pasje." Hij deed wat hem gezegd was en gaf de vierhonderd euro door naar achteren. Van het ABN-AMRO bankpasje heeft hij het maximale bedrag van € 250,- gepind. Dit bedrag gaf hij ook naar achteren door aan de man. Hierna zeiden de mannen: "Ga nu weer naar de auto, ga achterin zitten en ga weer voorovergebogen achterin zitten." De twee mannen namen ook weer plaats in de auto op dezelfde plaats en de auto ging weer rijden. Na ongeveer drie kwartier kreeg hij een sjaal over zijn gezicht heen gebonden van de persoon rechts van hem. Hij hoorde dat de persoon rechts van hem zei: "Doe je schoenen en je sokken uit." Hij voldeed hieraan en niet lang hierna moest hij uit de auto stappen. Ze zeiden hem dat hij op de grond moest liggen. Dit deed hij. Vervolgens voelde hij dat de blinddoek van zijn gezicht werd getrokken, waarop de BMW met de drie mannen wegreed. Hij bleef achter op blote voeten. Hij is op blote voeten gaan lopen tot hij bij de bebouwde kom uitkwam en heeft bij een woning aangebeld, waarna de bewoners voor hem de politie hebben gebeld. Deze woning was gelegen te [plaats]. (Proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer 2003058619-1, pagina's 1-8;
(ii) Aangever [betrokkene 3], regiodirecteur van de ABN-AMRO bank, heeft het volgende verklaard. Op 8 september 2003 omstreeks 01.00 uur werd hij gebeld door een medewerker van de bank, genaamd [betrokkene 2]. Deze deelde mee dat hij zojuist gegijzeld was geweest en dat hierbij zijn, [betrokkene 3]s, personenauto, waarin [betrokkene 2] reed, was weggenomen. In deze personenauto lag een koffer van hem, [betrokkene 3], met daarin onder meer schriftelijke stukken voorzien van het ABN-AMRO logo, bankafschriften en toegangspassen voor ABN-AMRO bankkantoren. (Proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer 2003058619-2, pagina's 1-4; proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer 2003233948-1, pagina's 1-2).
(iii) De verbalisant [verbalisant 3] heeft het volgende gerelateerd. Op 5 september 2003 heeft [betrokkene 1] als getuige verklaard dat hij een jongen kent genaamd [betrokkene 4], wiens bijnaam [betrokkene 4] is, en dat hij weet heeft van een op handen zijnde overval op een belwinkel, die zou moeten worden gepleegd door [betrokkene 4], een man genaamd [aanvrager], hijzelf en een onbekende man en waarbij vuurwapens zouden worden gebruikt. Uit eerdere onderzoeken bleek van het bestaan van een Surinaams/Antilliaanse dadergroep, waartoe onder meer behoorden: de aanvrager, [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. Op 9 september 2003 was er telefonisch contact tussen [betrokkene 1] en verbalisant [verbalisant 4]. [Betrokkene 1] deelde mede dat er een gestolen BMW zou staan op de Rode Kruislaan te Diemen. Hierop is onderzoek ingesteld en werd op een parkeerplaats van de Rode Kruislaan te Diemen een blauwe BMW 525d, voorzien van kenteken [AA-00-BB], aangetroffen. De aangetroffen BMW is omstreeks 15.00 uur door de politie afgevoerd naar de technische recherche. Omstreeks 16.30 uur is door verbalisanten gezien dat twee negroïde mannen, van wie een werd herkend als zijnde [betrokkene 5], liepen naar de plaats waar de BMW had gestaan. (Nota aanhouding buiten heterdaad en huiszoeking, pagina's 1-4).
(iv) De verbalisant [verbalisant 3] heeft voorts het volgende gerelateerd. Uit onderzoek bleek dat de aanvrager de bijnamen [aanvrager] en [aanvrager] heeft en dat [betrokkene 4] de bijnaam [betrokkene 4] heeft. Telefoongesprekken gevoerd met en vanuit de telefoonaansluiting die bij deze [betrokkene 4] in gebruik is zijn afgeluisterd. Daaruit bleek dat [betrokkene 4] contacten onderhield met onder anderen de aanvrager, met [betrokkene 5], bijgenaamd [betrokkene 5], en met [betrokkene 6]. Ook gesprekken over telefoonaansluitingen van de aanvrager, [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zijn afgeluisterd.
Op 9 september 2003 om 14.41 uur voert [betrokkene 4] een gesprek met [betrokkene 5]. In dit tapgesprek geeft [betrokkene 5] aan dat hij naar 'Diemie' (fon.) moet gaan. (Met "Diemie" wordt naar alle waarschijnlijkheid Diemen bedoeld, zijnde de plaats waar de gestolen BMW 525 was aangetroffen).
Op 10 september 2003 om 14.34 uur wordt door een man die zich valselijk uitgeeft voor [betrokkene 3], gebeld naar het call-center van de ABN-AMRO bank. Hij zegt zijn toegangscode kwijt te zijn. De telefoniste zegt de toegangscode te blokkeren en een nieuwe aan te vragen. Vervolgens wil de man de nieuwe toegangscode naar een ander adres dan in het systeem staat laten sturen omdat hij verblijft in [plaats]. De telefoniste zegt dat dit niet mogelijk is vanwege de veiligheid.
Op 10 september 2003 om 15.51 uur belt de aanvrager naar [betrokkene 6]. Hij vraagt wat voor bank [betrokkene 6] heeft. [Betrokkene 6] zegt: "Ik heb het al gedaan." De aanvrager zegt: "Niet dat, wat die [betrokkene 4] doet, maar ik bedoel iets anders, welke bank heb jij, ABN-AMRO toch?" [Betrokkene 6] zegt: "Nee, Fortis." De aanvrager zegt: "Ik heb ABN-AMRO nodig. Ik heb ABN-AMRO nodig. Heb jij niemand die ABN-AMRO hebt?" [Betrokkene 6] zegt: "Ik ga voor je kijken." De aanvrager zegt: "Nee, ik heb het nu nodig en dan hebben we nu geld." [Betrokkene 6] zegt: "Ik denk niet dat ik zo snel iemand ga vinden. De aanvrager zegt: "Ze hoeft het ding niet te geven aan me hoor. Ik wou alleen d'r rekeningnummer, dat is alles." De aanvrager wil het hebben voor de bank sluit. [Betrokkene 6] gaat kijken.
Om 15.58 uur belt de aanvrager weer met [betrokkene 6] en zegt: "Vraag aan die vriendin of ze ook overschrijvingspapieren heeft van haar zelf." [Betrokkene 6] vraagt: "Welke vriendin? Dan moet ik naar haar huis gaan. De aanvrager zegt: "Ga naar haar huis snel, dan hebben we vandaag geld, dan hebben we vandaag geld." [Betrokkene 6] zegt: "Oké, bel me binnen drie kwartier."
Om 16.09 uur belt de aanvrager met [betrokkene 6] en vraagt waar ze is. [Betrokkene 6] zegt dat ze thuis is. De aanvrager vraagt hoever dat meisje woont. [Betrokkene 6] zegt in [plaats]. De aanvrager zegt: "Je moet er goed uitleggen, die dingen, wat je aan [betrokkene 4] heeft gegeven, nu gewoon bij mij. Zij krijgt het ook terug. Ik wil iets met haar afspreken. Wanneer je daar bent, ga ik zelf met haar praten." [Betrokkene 6] zegt: "Is goed." De aanvrager zegt: "Je moet snel doen. Dit gaat snel he, dan hebben we morgen gelijk vijftienduizend. Ik maak geen grapjes, dus doe snel ja." [Betrokkene 6] zegt: "Oké, is goed."
Op 10 september 2003 om 19.32 uur belt een zekere [betrokkene 7] naar de gsm van [betrokkene 5]. Een meisje genaamd [betrokkene 8] neemt op en zegt: "Je belt privé. Ik ben thuis hoor." Op de achtergrond is de stem van [betrokkene 5] te herkennen, kennelijk in gesprek met de aanvrager. [Betrokkene 5] zegt: "want hij heeft die kanker 5-serie, daarom gaat hij niet". (Nota aanhouding buiten heterdaad en huiszoeking, pagina's 4-8, met bijgevoegd processen-verbaal van de desbetreffende tapgesprekken).
(v) Het proces-verbaal van verhoor van getuige van de Rechter-Commissaris van 10 juni 2004 houdt als verklaring van [betrokkene 1] het volgende in. Hij heeft voor het eerst over de carjacking gehoord op de avond dat het gebeurd was. Dat hoorde hij via een telefoongesprek dat [betrokkene 4] voerde. Deze kreeg namelijk een telefoontje dat het was gebeurd. [Betrokkene 4] zei hem zoiets als dat het feit was gepleegd en dat er iets in [plaats] was. De dag daarna is er uitgebreider over gesproken. Hij heeft toen gesproken met de aanvrager. Deze vertelde wat er gebeurd was. Hij heeft te horen gekregen dat er iemand uit de stad was meegenomen, dat er een rit was gemaakt met die persoon en dat er van die persoon spullen waren gepakt. Hij vermoedt dat de aanvrager, [betrokkene 5] en een jongen die jullie niet hebben gevonden en van wie de bijnaam [...] is, dit gedaan hebben. Nadat hem is voorgehouden dat hij bij de politie heeft gezegd dat zij er zeker bij betrokken waren, zegt hij niet van die verklaring af te stappen. Hij blijft bij die eerdere verklaring, maar zegt nu na negen maanden dat hij het vermoedt. Toen zat het nog allemaal vers in zijn geheugen. Hij denkt dat de aanvrager erbij betrokken was omdat deze dat telefoontje pleegde aan [betrokkene 4]. Hij is, waarschijnlijk de dag na de carjacking, naar de aanvrager gegaan. De aanvrager woonde toen bij zijn nicht. In die woning was de aanvrager. (Proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, pagina's 1-4).
(vi) Het proces-verbaal van verhoor van getuige van de Rechter-Commissaris van 15 juni 2004 houdt als verklaring van [betrokkene 9] het volgende in. Hem zegt de zaak waarbij een man is meegenomen met een BMW en geweld is gebruikt wel iets. Hij heeft daarover gehoord toen hij bij [betrokkene 10], de nicht van de aanvrager was. De aanvrager was daar. [Betrokkene 11] was daar toen. Deze had een koffer bij zich en heeft iets gezegd over een man van de ABN-AMRO, over een BMW en dat hij die auto wou kwijtraken. De aanvrager zei toen nog dat hij misschien wel een klant had voor de BMW. [Betrokkene 11] en de aanvrager keken samen in de koffer en [betrokkene 11] heeft papieren aangewezen aan de aanvrager. (Proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, pagina's 1-3).
(vii) Het proces-verbaal van verhoor van getuige van de Rechter-Commissaris van 14 juni 2004 houdt als verklaring van [betrokkene 5] het volgende in. Hij kent de aanvrager en [betrokkene 4]. (Proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, pagina's 1-2).