ECLI:NL:HR:2009:BH7362

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over partneralimentatie tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over partneralimentatie. De vrouw, wonende in Ghana, heeft op 8 augustus 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om echtscheiding en nevenvoorzieningen te treffen. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht om een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud van € 1.237,-- per maand, met ingang van 1 september 2006. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 7 mei 2007 de echtscheiding uitgesproken, maar het verzoek van de man afgewezen.

De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar hij verzocht heeft de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een lagere alimentatie van € 1.226,73 per maand vast te stellen. Het hof heeft op 23 juli 2008 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie voor de man vastgesteld op € 516,-- per maand, met ingang van 8 juni 2007. De vrouw heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld.

In cassatie heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, dan wel het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 5 juni 2009 de klachten in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van het hof is daarmee bevestigd.

Uitspraak

5 juni 2009
Eerste Kamer
08/04420
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], Ghana,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 augustus 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, tussen partijen echtscheiding uit te spreken en enkele nevenvoorzieningen te treffen.
De man heeft zich ten aanzien van de verzochte echtscheiding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en zelfstandig verzocht om vaststelling van een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud ten laste van de vrouw van € 1.237,-- per maand, met ingang van 1 september 2006.
De vrouw heeft het verzoek van de man bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 mei 2007 tussen partijen echtscheiding uitgesproken en het verzoek van de man afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de vrouw aan hem met ingang van 1 september 2006 zal voldoen een bedrag van € 1.226,73 per maand als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud, althans een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum welke het hof juist acht.
Bij beschikking van 23 juli 2008 heeft het hof de bestreden beschikking, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en, opnieuw beschikkende, de alimentatie voor de man ten laste van de vrouw met ingang van 8 juni 2007 bepaald op € 516,-- per maand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep dan wel het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft op 3 april 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2009.