ECLI:NL:HR:2009:BH6415

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02283
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Lourens
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoor en wederhoor in belastingcassatie bij navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2008, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, evenals de navorderingsaanslag. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigde, maar het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde hiertegen beroep in cassatie in.

De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de klacht van belanghebbende dat het Hof het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht heeft genomen. Dit was het gevolg van het toelaten van nieuwe gezichtspunten door de Inspecteur tijdens de zitting, zonder dat het Hof de behandeling had verdaagd om belanghebbende voldoende tijd te geven om hierop te reageren. De Hoge Raad concludeert dat het Hof belanghebbende en zijn gemachtigde wel degelijk de gelegenheid heeft geboden om de pleitnotitie van de Inspecteur te bestuderen en een reactie voor te bereiden. Het Hof heeft geoordeeld dat de nieuw ingebrachte gegevens niet van dien aard waren dat een verdaging noodzakelijk was. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, aangezien er geen verzoek om meer tijd is gedaan door belanghebbende of zijn gemachtigde na de schorsing.

De Hoge Raad oordeelt dat de klacht feitelijke grondslag ontbeert en faalt. De overige middelen van belanghebbende kunnen evenmin tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

nr. 08/02283
20 maart 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2008, nr. P07/00292, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het jaar 1998 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.
De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens voor zover zij de veroordeling in de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht betreft, en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het vijfde middel behelst de klacht dat het Hof het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht heeft genomen, nu het Hof heeft toegelaten dat de Inspecteur bij pleitnotitie ter zitting van het Hof nieuwe gezichtspunten heeft ingebracht en de behandeling ter zitting niet heeft verdaagd voor het bieden van voldoende tijd aan belanghebbende om adequaat op de stellingen van de Inspecteur te reageren.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat het Hof belanghebbende en zijn gemachtigde in de gelegenheid heeft gesteld tijdens een schorsing van de zitting de pleitnotitie van de Inspecteur (nader) te bestuderen en een reactie voor te bereiden. Hieruit moet worden afgeleid dat het Hof de nieuw ingebrachte gegevens en gezichtspunten niet van dien aard heeft geacht dat slechts door een verdaging van het verdere onderzoek ter zitting aan belanghebbende voldoende gelegenheid kon worden geboden om zich behoorlijk op een reactie voor te bereiden. Dat oordeel, zoals het Hof zich dat heeft gevormd voor de schorsing en heeft gehandhaafd na de schorsing, is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat belanghebbende of diens gemachtigde bij de hervatting van de behandeling ter zitting heeft aangegeven meer tijd voor een reactie nodig te hebben. Gelet op het hiervoor overwogene ontbeert de klacht feitelijke grondslag en faalt het middel.
3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.