ECLI:NL:HR:2009:BH6415
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Hoor en wederhoor in belastingcassatie bij navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2008, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, evenals de navorderingsaanslag. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigde, maar het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde hiertegen beroep in cassatie in.
De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de klacht van belanghebbende dat het Hof het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht heeft genomen. Dit was het gevolg van het toelaten van nieuwe gezichtspunten door de Inspecteur tijdens de zitting, zonder dat het Hof de behandeling had verdaagd om belanghebbende voldoende tijd te geven om hierop te reageren. De Hoge Raad concludeert dat het Hof belanghebbende en zijn gemachtigde wel degelijk de gelegenheid heeft geboden om de pleitnotitie van de Inspecteur te bestuderen en een reactie voor te bereiden. Het Hof heeft geoordeeld dat de nieuw ingebrachte gegevens niet van dien aard waren dat een verdaging noodzakelijk was. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, aangezien er geen verzoek om meer tijd is gedaan door belanghebbende of zijn gemachtigde na de schorsing.
De Hoge Raad oordeelt dat de klacht feitelijke grondslag ontbeert en faalt. De overige middelen van belanghebbende kunnen evenmin tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten.