ECLI:NL:HR:2009:BH5795
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering inzake verbeurdverklaring motorboot in strafzaak mededader
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die stelt eigenaar te zijn van een motorboot die verbeurd is verklaard in de strafzaak van een mededader. De klager is op 28 januari 2005 door de Politierechter te 's-Hertogenbosch veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot oplichting. De motorboot, merk Bayliner, type Capri, werd verbeurd verklaard in de zaak van de mededader, wiens vonnis op 12 februari 2005 onherroepelijk werd. Klager heeft pas na zijn vrijspraak in hoger beroep op 17 juli 2006 een klaagschrift ingediend, dat op 11 juni 2007 ter griffie van de rechtbank is ingekomen. De rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, aangezien het klaagschrift niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na de uitvoerbaarheid van de beslissing was ingediend.
De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn beklag. De Hoge Raad stelt dat de klager tot aan zijn vrijspraak als 'veroordeelde' in de zin van artikel 552b Sv moest worden beschouwd, maar dat deze opvatting onjuist is. De wetgever bedoelde met 'veroordeelde' de persoon in wiens zaak de verbeurdverklaring is uitgesproken, in dit geval de mededader. De Hoge Raad concludeert dat de uitvoerbaarheid van de verbeurdverklaring niet afhankelijk was van de uitkomst van de vervolging tegen de klager. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van de rechtbank.